Algemene Geldboetewet


<< Terug naar overzicht

WET van 14 mei 2002, houdende wijziging van de hoogte der geldboete, zoals vastgesteld in thans van kracht zijnde wettelijke regelingen (Algemene Geldboetewet) (S.B. 2002 no. 73).

Artikel 1

Degene die al dan niet bij rechterlijke uitspraak tot betaling van geldboete is verplicht, is gehouden het vastgestelde bedrag binnen de termijn door het Openbaar Ministerie te stellen, aan de Staat te betalen.

Artikel 2

1. Voorzover in het vonnis is bepaald, geschiedt de betaling na vermenigvuldiging met een door of vanwege het Openbaar Ministerie in overleg met de Centrale Bank van Suriname bepaalde, aan de koopkracht van de gulden gerelateerde factor, met dien verstande dat daardoor op de dag van betaling der geldboete de eventuele geldherwaardering is verdisconteerd.

2. Bij de vaststelling van de geldboete wordt, met het oog op een passende bestraffing, rekening met de maatschappelijke omstandigheden van de verdachte gehouden.

Artikel 3

Het bedrag der geldboete is ten minste Sf. 5.000,- (Vijfduizend Gulden).

Artikel 4

Het hoogste bedrag dat als geldboete voor een strafbaar feit kan worden opgelegd is gelijk aan het hoogste bedrag dat telkens betrekking heeft op de geldboetecategorie welke op dat feit betrekking heeft, als bedoeld in artikel 5.

Artikel 5

Er zijn zeven geldboetecategorieën, die – uitgaande van de verschillende bestaande strafmaxima in het Wetboek van Strafrecht en aanverwante wetten alsmede in andere wettelijke regelingen, waarin een geldboete als straf is opgenomen – als volgt kunnen worden vastgesteld:

1°. De eerste categorie bedraagt voor alle strafbare feiten waarop een geldboete van ten hoogste Sf. 300,- (Driehonderd Gulden) is gesteld: ten hoogste Sf. 350.000,- (Driehonderd en Vijftigduizend Gulden);

2°. De tweede categorie bedraagt voor alle strafbare feiten waarop een geldboete van ten hoogste Sf. 1.000,- (Eenduizend Gulden) is gesteld: ten hoogste Sf. 500.000,- (Vijfhonderdduizend Gulden);

3°. De derde categorie bedraagt voor alle strafbare feiten waarop een geldboete van ten hoogste Sf. 2.500,- (Tweeduizend Vijfhonderd Gulden) is gesteld: ten hoogste Sf. 1.000.000,- (Eenmiljoen Gulden);

4°. De vierde categorie bedraagt voor alle strafbare feiten waarop een geldboete van ten hoogste Sf. 5.000,- (Vijfduizend Gulden) is gesteld: ten hoogste Sf. 5.000.000,- (Vijfmiljoen Gulden);

5°. De vijfde categorie bedraagt voor alle strafbare feiten waarop een geldboete van ten hoogste Sf. 10.000,- (Tienduizend Gulden) is gesteld: ten hoogste Sf. 10.000.000,- (Tienmiljoen Gulden);

6°. De zesde categorie bedraagt voor alle strafbare feiten waarop een geldboete van meer dan Sf. 10.000,- (Tienduizend Gulden) is gesteld: ten hoogste Sf. 1.000.000.000,- (Eenmiljard Gulden);

7°. De zevende categorie bedraagt voor alle drugsgerelateerde feiten en economische delicten ten hoogste Sf. 5.000.000.000,- (Vijfmiljard Gulden), tenzij het bedrag dat bij het plegen van één der bedoelde strafbare feiten daarmede gemoeid is hoger dan Sf. 3.000.000.000,- (Driemiljard gulden); in zulk een geval zal het maximum der geldboete telkens ten hoogste het drievoudige bedragen van het bedrag dat met die overtreding of dat misdrijf gemoeid is.

Artikel 6

1. Bij de veroordeling van een rechtspersoon kan, indien de voor dat feit bepaalde geldboetecategorie geen passende bestraffing oplevert, de rechter de naast hogere categorie toepassen, met dien verstande dat bij toepassing van de zedse categorie, als bedoeld in artikel 5, het maximum van deze categorie kan worden verdubbeld.

2. Lid 1 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij veroordeling van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een maatschap of een doelvermogen.

Artikel 7

1. Deze wet is van toepassing op alle wettelijke regelingen, waarin voor overtreding van een gebods- of verbodsbepaling als straf een geldboete is gesteld.

2. Onverminderd het bepaalde in deze wet is het bepaalde in artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 27 van de Wet Economische Delicten van overeenkomstige toepassing.

3. Voor zover uit deze wet niet het tegendeel blijkt, blijven voor de toepassing daarvan de overige regelingen in titel II van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de geldboete onverminderd van kracht.

Artikel 8

1. Deze wet kan worden aangehaald als: Algemene Geldboetewet.

2. Zij wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.

3. Zij treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar afkondiging.

4. Met de uitvoering van deze wet is belast de Minister van Justitie en Politie. 2