Bestrijdingsmiddelenwet
WET van 7 december 1972, tot regeling van de handel in en het gebruik van bestrijdingsmiddelen
Onderwerp Milieu en ruimtelijke ordening Gepubliceerd 07/12/1972 Staatsblad G.B. 1972 no. 151 PDF Bestrijdingsmiddelenwet
<< Terug naar overzicht
WET van 7 december 1972, tot regeling van de handel in en het gebruik van bestrijdingsmiddelen (Bestrijdingsmiddelenwet) (G.B. 1972 no. 151).
Artikel 1
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
1. "bestrijdingsmiddel": elke stof en elk mengsel van stoffen, alsmede micro-organismen en virussen, bestemd om te worden gebruikt bij:
a. het bestrijden of afweren van dieren, die schade kunnen aanrichten aan planten en delen van planten;
b. het bestrijden van de verwekkers van planteziekten;
c. het bestrijden van onkruiden;
d. het doden van loof en het tegengaan van ongewenste groei;
e. het regelen of bevorderen van de groei van planten of delen van planten, voor zover niet zijnde meststoffen;
f. het bestrijden of afweren van uitwendige parasieten van dieren;
g. het bestrijden of afweren van dieren, die schade kunnen aanrichten aan plantaardige voortbrengselen, voor zover niet zijnde delen van planten, als hiervoor onder a bedoeld;
h. het tegengaan van bederf van plantaardige voortbrengselen;
i. het bestrijden of afweren van dieren of micro-organismen in de huishouding, in gebouwen, of in en op voer-, vaar- of vliegtuigen;
j. het behandelen van gebruiksartikelen ter bestrijding of afwering van dieren of micro-organismen;
k. het door behandeling van planten, grond of water bestrijden of afweren van dieren, die ziekten kunnen veroorzaken bij de mens of bij dieren, welker instandhouding gewenst is.
2. a. "verkopen": verkopen, afleveren, te koop of in ruil aanbieden, alsmede uitdelen;
b. "in voorraad hebben": aanwezig hebben op terreinen of in ruimten in gebruik bij fabrikanten, importeurs, handelaren of landbouwers;
c. "verpakking": de verpakking waarin een bestrijdingsmiddel aan of ten behoeve van een gebruiker wordt afgeleverd, of welke daartoe is bestemd;
d. "de Minister": de Minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij.
Artikel 2
De Minister kan, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, bij in het Gouvernementsblad bekend te maken beschikking, deze wet ten aanzien van bepaalde bestrijdingsmiddelen of groepen van bestrijdingsmiddelen buiten toepassing verklaren.
Artikel 3
1. Het is verboden een bestrijdingsmiddel te verkopen, in voorraad te hebben of te gebruiken, waarvan niet blijkt, dat het ingevolge deze wet is toegelaten.
2. Voor de toepassing van het eerste lid gelden als toegelaten: bestrijdingsmiddelen op de verpakking waarvan de naam en het nummer van een toegelaten middel zijn vermeld.
Artikel 4
1. Een bestrijdingsmiddel wordt slechts toegelaten, indien:
a. het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling, de kleur, de vorm, de afwerking, verpakking en aanduidingen en vermeldingen op, aan of bij de verpakking voldoen aan de door de Minister, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, gegeven algemene voorschriften, welke bij in het Gouvernementsblad bekend te maken beschikking zijn vastgesteld;
b. met redelijke zekerheid mag worden aangenomen, dat het middel deugdelijk is voor het doel waarvoor het is bestemd en dat door een juist gebruik van het middel overeenkomstig zijn bestemming geen schadelijke nevenwerkingen zullen optreden.
2. Tot schadelijke nevenwerkingen worden onder meer gerekend:
a. het schaden van de volksgezondheid;
b. het schaden van de gezondheid of het in gevaar brengen van de veiligheid van degene, die het middel met inachtneming van de vereiste voorzorgsmaatregelen toepast;
c. het schaden van de hoedanigheid van voedingsmiddelen:
d. het schaden van het produktievermogen van de grond, van planten of delen van planten, dan wel van dieren, welker instandhouding gewenst is, indien deze schade onevenredig is in verhouding tot het met het gebruik van het middel beoogde doel.
Artikel 5
1. Over de toelating van een bestrijdingsmiddel wordt op aanvraag van de fabrikant, de importeur of een handelaar beslist door de Minister.
2. De Minister stelt bij in het Gouvernementsblad bekend te maken beschikking regelen vast omtrent het indienen van een aanvraag en de wijze van behandeling daarvan.
Daarbij kan worden bepaald, dat een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen, nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan.
3. De kosten van het onderzoek, voortvloeiende uit een aanvraag, alsmede de kosten van voortgezette onderzoekingen na de beslissing op een aanvraag, kunnen geheel of gedeeltelijk ten laste van de aanvrager worden gebracht volgens de regelen welke door de Minister bij in het Gouvernementsblad bekend te maken beschikking zijn vastgesteld.
Artikel 6
1. De toelating van een bestrijdingsmiddel ingevolge artikel 5 geldt voor een daarbij bepaalde termijn, die ten hoogste vijf jaren bedraagt.
2. Bij de toelating kan worden voorgeschreven, dat het bestrijdingsmiddel slechts mag worden gebruikt ter bestrijding van bepaalde schadelijke organismen, op bepaalde tijden en plaatsen, onder bepaalde weersomstandigheden, voor bepaalde gewassen of met gebruikmaking van bepaalde technische hulpmiddelen.
Daarbij worden tevens voorschriften gegeven omtrent de wijze, waarop deze voorschriften op, aan of bij de verpakking moeten worden vermeld.
3. Bij de toelating kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de samenstelling, vorm, afwerking verpakking, aanduidingen en vermeldingen op, aan of bij de verpakking van het bestrijdingsmiddel.
4. De Minister kan de ingevolge dit artikel gegeven voorschriften wijzigen en aanvullen. De beslissing vermeldt de datum, waarop de wijziging of aanvulling van kracht wordt bekend gemaakt in het Gouvernementsblad.
Artikel 7
1. Een beslissing op een aanvraag, alsmede een beslissing ingevolge het bepaalde in artikel 6, vierde lid, wordt bij aangetekende brief aan de aanvrager medegedeeld. Van een toelating wordt mededeling gedaan in het Gouvernementsblad.
2. De Minister draagt zorg, dat van de toegelaten bestrijdingsmiddelen aantekening wordt gehouden in een register, onder vermelding van de naam en het nummer van de toelating, en, voor wat de op aanvraag toegelaten middelen betreft, van de naam en het adres van de fabrikant, importeur of handelaar.
3. Wijziging in de naam van een bestrijdingsmiddel of in de naam en het adres van de fabrikant, importeur of handelaar wordt op schriftelijk met redenen omkleed verzoek van belanghebbenden in het register aangetekend tegen betaling van een door de Minister bij beschikking te bepalen vergoeding.
Deze beschikking wordt in het Gouvernementsblad bekend gemaakt.
4. Van de wijziging wordt aan de belanghebbenden een bewijs verstrekt en wordt mededeling gedaan in het Gouvernementsblad.
Artikel 8
1. De Minister kan, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, bij beschikking met redenen omkleed een toelating als bedoeld in artikel 5 intrekken, indien blijkt, dat zich zodanige schadelijke nevenwerkingen voordoen, dat, indien deze bij het toelaten bekend zouden zijn geweest, de desbetreffende toelating achterwege zou zijn gebleven.
2. Een beslissing ingevolge het eerste lid wordt in het Gouvernementsblad bekend gemaakt en bij aangetekende brief medegedeeld aan degene, die in het in artikel 7 bedoelde register als fabrikant, importeur of handelaar staat vermeld.
3. De beslissing vermeldt de datum, waarop de intrekking van kracht wordt. De datum wordt niet vroeger gesteld dan zes maanden na die van bekendmaking van de beslissing in het Gouvernementsblad, tenzij bijzondere omstandigheden onmiddellijke intrekking noodzakelijk maken.
Artikel 9
1. De Minister kan, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, ambtshalve bestrijdingsmiddelen toelaten.
2. Aan een ambtshalve toelating kunnen voorschriften, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden verbonden.
3. Aan een ambtshalve toelating kunnen nadere voorschriften, als bedoeld in artikel 6, derde lid, worden verbonden.
4. Een beslissing tot ambtshalve toelating, tot wijziging van de in het tweede en derde lid bedoelde voorschriften en tot intrekking van die toelating wordt in het Gouver-nementsblad bekend gemaakt.
Artikel 10
Het is verboden een bestrijdingsmiddel te gebruiken in strijd met de krachtens artikel 6, tweede lid, of artikel 9, tweede lid, vastgestelde voorschriften.
Artikel 11
Het is verboden toegelaten bestrijdingsmiddelen te verkopen, en, voor zover ze voor de handel bestemd zijn, in voorraad te hebben, indien de krachtens artikel 6, tweede lid, of krachtens artikel 9, tweede lid, voor het gebruik gegeven voorschriften niet op de daarbij voorgeschreven wijze op, aan of bij de verpakking zijn vermeld, en indien het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling, kleur, vorm, afwerking, verpakking, aanduidingen of vermeldingen op, aan de of bij de verpakkingen niet voldoen aan de krachtens artikel 4, eerste lid, onder a, gegeven algemene voorschriften, of de krachtens artikel 6, derde lid, of artikel 9, derde lid, gegeven nadere voorschriften.
Artikel 12
Het is verboden aan personen beneden de leeftijd van vijftien jaren bestrijdingsmiddelen te verkopen, voor welke krachtens artikel 6, derde lid, of artikel 9, derde lid, is voorgeschreven, dat de giftigheid moet worden aangeduid door middel van een doodshoofd.
Artikel 13
1. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen voorschriften onderscheidenlijk nadere voorschriften worden gegeven betreffende het verkopen, het in voorraad hebben, het vervoeren en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen, alsmede omtrent het bewaren, verwijderen en vernietigen van ledige verpakkingen en resten van bestrijdingsmiddelen.
2. Een ieder is verplicht ten aanzien van bestrijdingsmiddelen, ledige verpakkingen en resten van bestrijdingsmiddelen een zodanige zorgvuldigheid in acht te nemen, dat geen gevaar ontstaat voor de mens of voor de dieren, welker instandhouding gewenst is en dat aan planten, delen van planten, grond of viswater, die aan anderen toebehoren, geen grotere schade wordt toegebracht dan uit een juist gebruik van het middel voortvloeit.
3. Bij of krachtens staatsbesluit kunnen in het belang van de veiligheid en de gezondheid van de mens en van dieren, welker instandhouding gewenst is, voorschriften worden gegeven betreffende het aanbrengen van waarschuwingstekens in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
4. Indien op voedingsmiddelen of in drinkwaren een grotere hoeveelheid van een bepaald
bestrijdingsmiddel aanwezig is dan bij of krachtens het staatsbesluit is bepaald, worden deze voedingsmiddelen of drinkwaren in ieder geval geacht ondeugdelijk van samenstelling te zijn in de zin van artikel 17 van de "Voedingsmiddelenwet 1911" (Geldende tekst G.B. 1953 No. 134).
5. De Procureur-Generaal kan, indien naar het oordeel van het Hoofd van de Afdeling Plantenbescherming en/of het Hoofd van de Keuringsdienst van Voedingsmiddelen en Waren met het oog op de schadelijke werking voor de gezondheid van mens, plant of dier een niet ingevolge deze wet toegelaten bestrijdingsmiddel dient te worden vernietigd, zodanige vernietiging gelasten.
6. Bij staatsbesluit worden regelen gesteld omtrent het in bijzondere gevallen van landswege verlenen van een vergoeding aan de gerechtigde van het bestrijdingsmiddel, welks vernietiging op grond van het vorige lid door de Procureur-Generaal is gelast.
Artikel 14
1. De ambtenaren of beambten, genoemd in artikel 17, zijn bevoegd monsters van een bestrijdingsmiddel te nemen tegen vergoeding van de gebruikelijke koopprijs.
2. De ambtenaar, die een monster van een bestrijdingsmiddel neemt, verpakt en verzegelt dit ter plaatse.
Op verlangen van hem, in wiens bezit het bestrijdingsmiddel zich tijdens de monsterneming bevindt, neemt de ambtenaar een tweede monster, hetwelk hij verpakt en verzegeld in diens bezit laat.
3. De ambtenaar, die het monster van een bestrijdingsmiddel heeft genomen, stelt dit in handen van het Hoofd van de Afdeling Plantenbescherming van het Departement van Landbouw, Veeteelt en Visserij.
4. Het monster wordt zo spoedig mogelijk door of vanwege het Hoofd van de Afdeling Plantenbescherming onderzocht.
5. Indien het onderzoek naar het oordeel van het Hoofd van de Afdeling Plantenbescherming en/of het Hoofd van de Keuringsdienst van Voedingsmiddelen en Waren aanleiding geeft tot het uitlokken van een strafvervolging, doet dat Hoofd hiervan mededeling aan de ambtenaar, die het monster heeft genomen. De uitkomsten van het onderzoek worden als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
Artikel 15
De Minister kan, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, bij in het Gouvernementsblad bekend te maken beschikking regelen geven betreffende de wijze van monsterneming, het verpakken en het verzegelen der monsters.
Artikel 16
1. Ieder, aan wie ter zake van de uitvoering van deze wet enige taak is opgedragen of opgedragen geweest, is verplicht tot geheimhouding van hetgeen uit dien hoofde omtrent de samenstelling van bestrijdingsmiddelen te zijner kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd.
2. De verplichting tot geheimhouding geldt niet ten aanzien van die bestanddelen van een bestrijdingsmiddel, welke giftig zijn voor de mens, of voor dieren, welker instandhouding gewenst is.
Artikel 17-1
Met het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens deze wet, zijn, behalve de bij artikel 8 van het Surinaams Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren belast door de Minister in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, bij beschikking aangewezen personen. Deze beschikking wordt in het Gouvernementsblad bekend gemaakt.
Artikel 18
1. Bestrijdingsmiddelen, waarvan het verkopen, in voorraad hebben en gebruiken ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet, al dan niet met inachtneming van bepaalde voorschriften, voorwaarden of beperkingen, was toegestaan, worden geacht te zijn toegelaten in de zin van deze wet voor de duur van zes maanden.
2. Indien binnen de in het eerste lid gestelde termijn een aanvraag tot toelating op de krachtens artikel 5 voorgeschreven wijze is ingediend, blijft de toelating ingevolge het eerste lid ook na het verstrijken van de aldaar gestelde termijn van kracht, totdat de beslissing op de aanvraag onherroepelijk is geworden.
Artikel 19
1. Overtreding van de voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 3, eerste lid, 10, 11, 12, 13 en 16 van deze wet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drieduizend gulden, terwijl als bijkomende straf kan worden opgelegd verbeurdverklaring van roerende lichamelijke zaken, waarmede of met betrekking tot welke het strafbaar feit is begaan.
De rechter kan bij veroordeling wegens overtreding van de in de eerste zin van dit lid vermelde voorschriften openbaarmaking van het vonnis door plaatsing van een uittreksel daarvan in het Gouvernementsblad en een der te Paramaribo of elders verschijnende dagbladen bevelen op kosten van de veroordeelde.
2. De in deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.
3. Indien een in deze wet strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en wordt de straf uitgesproken, hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of die de feitelijke leiding hebben gehad bij het begaan van het feit.
Artikel 20-2
1. Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Bestrijdingsmiddelenwet", met
bijvoeging van het jaartal van het Gouvernemenstblad, waarin zij is geplaatst.
2. Zij treedt inwerking op een nader door de President te bepalen tijdstip, dat voor onderscheidene bepalingen verschillend kan zijn.
1 Zie artikel 134 Wetboek van Strafvordering (S.B. 1977 No.94).
2 I.w.t. 1 juli 1990 (S.B. 1989 No. 116).