Natuurbeschermingswet 1954
WET van 3 April 1954, houdende voorzieningen tot bescherming en behoud van de in Suriname aanwezige natuurmonumenten, gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen
Onderwerp Milieu en ruimtelijke ordening Gepubliceerd 03/04/1954 Staatsblad G.B. 1954 no. 26 PDF Natuurbeschermingswet 1954
<< Terug naar overzicht
WET van 3 April 1954, houdende voorzieningen tot bescherming en behoud van de in Suriname aanwezige natuurmonumenten (G.B. 1954 no. 26), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1954 no. 105, S.B. 1980 no. 116, S.B. 1992 no. 80.
Artikel 1
Tot bescherming en behoud van de in Suriname aanwezige natuurlijke rijkdommen kan de President, de Staatsraad gehoord, bij besluit gronden en wateren behorende tot 's Landsdomein als natuurreservaat aanwijzen.
Artikel 2
Om aangewezen te worden als natuurreservaat moet een gebied voldoen aan de volgende eisen:
dat het bescherming van overheidswege verdient uit hoofde van afwisselend natuur- en landschapsschoon en/of door de aanwezigheid van in wetenschappelijk of cultureel opzicht belangrijke flora, fauna en geologische objecten.
Artikel 3
Het algemeen beheer over de natuurreservaten berust bij het Hoofd van 's Lands Bosbeheer, die daartoe het advies inwint van de Natuurbeschermingscommissie.
De Natuurbeschermingscommissie bestaat uit tenminste zeven leden.
Ambtshalve hebben als lid zitting:
1°. De Directeur van de Landbouw;
2°. Het Hoofd van 's Lands Bosbeheer;
3°. De Entomoloog bij het Landbouwproefstation;
4°. Het Hoofd van de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst.
De overige leden, waarvan tenminste een Districts-Commissaris is, worden benoemd en ontslagen door de President.
De President wijst uit de leden de voorzitter en secretaris aan.
Voorzover nodig wordt voor ieder reservaat een plaatselijk beheerder aangewezen.
Artikel 4
Het Hoofd van 's Lands Bosbeheer kan, op advies van de Natuurbeschermings-commissie een natuurreservaat geheel of gedeeltelijk voor het publiek sluiten.
Het is verboden een krachtens het vorig lid gesloten gebied te betreden, tenzij met schriftelijke vergunning van het Hoofd van 's Lands Bosbeheer en met inachtneming van de daarin gestelde voorwaarden.
Artikel 5
Het is verboden in een natuurreservaat:
a. met opzet of door onachtzaamheid schade toe te brengen aan de bodemgesteldheid, het natuurschoon, de fauna, de flora of handelingen te verrichten, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de waarde van het reservaat als zodanig;
b. te kamperen, vuur te maken, hout te kappen of houtskool te branden, tenzij met een daartoe door het Hoofd van 's Lands Bosbeheer verkregen schriftelijke toestemming en met inachtneming van de daarin gestelde voorwaarden;
c. te jagen, te vissen en bij zich te hebben, zonder vergunning van het Hoofd van 's 1
Lands Bosbeheer een hond, een vuurwapen of enig jacht- of vangmiddel.
Artikel 6
De in de artikelen 4 en 5 bedoelde verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op
door het Hoofd van 's Lands Bosbeheer aangewezen personen, aan wie een speciale
vergunning is verleend of opdracht is gegeven om, met inachtneming van de door dat
Hoofd gestelde voorwaarden een of meer der in het genoemde artikel bedoelde
handelingen te verrichten ten behoeve van wetenschappelijke, opvoedkundige, culturele
of andere doeleinden.
Artikel 7
Het Hoofd van 's Lands Bosbeheer kan schriftelijk vergunning verlenen aan
bepaalde personen om overeenkomstig een door hem goedgekeurd plan in een niet
afgesloten gedeelte van een natuurreservaat een bedrijf uit te oefenen, of aan de
uitoefening van een bedrijf mede te werken, onder uitdrukkelijk voorbehoud, dat door
deze personen of bedrijven generlei schade of afbreuk wordt gedaan aan het reservaat
alszodanig.
Het Hoofd van 's Lands Bosbeheer kan schriftelijk vergunning verlenen aan
bepaalde personen, om onder door hem gestelde voorwaarden in bepaalde door hem
aangewezen gedeelten van natuurreservaten bos- en bosbijproducten in te zamelen, vee te
weiden, dan wel de visserij uit te oefenen.
Artikel 8
Overtreding van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 9-1
De opsporingsambtenaren zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van
daarvoor vatbare voorwerpen.
Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.
Artikel 10
De in of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als
overtredingen.
Artikel 11-2
Met het opsporen van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn,
behalve de in artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen
belast de daartoe door het Hoofd van 's Lands Bosbeheer aan te wijzen personen, die hun
processen-verbaal opmaken op de eed afgelegd bij de aanvaarding hunner bediening.
Artikel 11a-3
1. In dit artikel wordt onder "het Hoofd" verstaan het Hoofd bedoeld in artikel 3.
2. De Procureur-Generaal is gerechtigd in artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde bevoegdheid te delegeren aan het Hoofd of een daartoe door het Hoofd speciaal aangewezen ambtenaar. Door de Procureur-Generaal worden de transactiebedragen vastgesteld voor de verschillende bij of krachtens deze Wet strafbaar gestelde feiten en bekendgemaakt.
In het belang van een richtig toezicht op de verantwoording van de ontvangen bedragen is het Hoofd of de voormelde ambtenaar niet toegestaan om enige andere voorwaarde te stellen aan de betaling van de door de Procureur-Generaal vastgestelde bedragen.
3. De Procureur-Generaal kan in het belang van een goede rechtsindeling bevelen, dat in bepaalde zaken door het Hoofd of door deze gemachtigde ambtenaar geen gebruik wordt gemaakt van de transactiebevoegdheid. Evenzo kan hij, indien naar zijn oordeel de taakvervulling van genoemde functionarissen zulks vordert, bevelen, dat dezen tot nader bericht geen gebruik zullen maken van de transactiebevoegdheid.
4. De in lid 2 bedoelde functionaris reikt aan degene, die vrijwillig aan de gestelde voorwaarde voldoet, onverwijld een gedagtekend en door hem ondertekend betalingsbewijs uit. Hij houdt aantekening van elke persoon, die vrijwillig aan de door hem gestelde voorwaarde heeft voldaan, van het op heterdaad ontdekte strafbare feit en van de betaalde geldsom. Deze aantekeningen worden binnen zeven dagen na het verstrijken van elke maand aan de Procureur-Generaal toegezonden.
5. De ontvangen transactiebedragen worden maandelijks afgedragen middels storting bij de Centrale Betaaldienst ten name van het Directoraat Justitie. Van het beheer van deze gelden wordt zodanig administratie gehouden, dat steeds toezicht en verantwoording mogelijk zijn.
6. De Procureur-Generaal stelt het model vast van het in lid 4 van dit artikel bedoelde betalingsbewijs, van het in hetzelfde lid bedoelde register van aantekeningen van transacties, alsmede nadere regels met betrekking tot de afdoening ervan.
Artikel 12
Bij de aanwijzing van de natuurreservaten kunnen verdere voorschriften tot uitvoering van deze wet worden gegeven, bij of krachtens Staatsbesluit, de Staatsraad gehoord.
Artikel 13
Het toezicht op de uitvoering van de bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen en de behartiging van alle zaken op het gebied van natuurbescherming worden opgedragen aan het Hoofd van 's Lands Bosbeheer, die advies vraagt aan de Natuurbeschermingscommissie.
Artikel 14-4
Deze wet kan worden aangehaald als "Natuurbeschermingswet 1954" en treedt in werking op een nader door de President te bepalen tijdstip.
1 Gew. bij S.B. 1980 no. 116.
2 Gew. bij S.B. 1980 no. 116.
3 Ingev. bij S.B. 1992 no. 80.
4 I.w.t. 1 januari 1955 (G.B. 1954 no. 105).