Plantenbeschermingswet 1965
WET van 8 september 1965 tot voorkoming en bestrijding van ziekten en plagen in cultuurgewassen, gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen
Onderwerp
Milieu en ruimtelijke ordening Gepubliceerd
08/09/1965 Staatsblad
G.B. 1965 no. 102 PDF
Plantenbeschermingswet 1965
<< Terug naar overzicht
WET van 8 september 1965 tot voorkoming en bestrijding van ziekten en plagen in cultuurgewassen ("Plantenbeschermingswet 1965") (G.B. 1965 no. 102), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1972 no. 163, S.B. 1980 no. 116.
HOOFDSTUK I
BEGRIPS-OMSCHRIJVING EN ALGEMENE BEPALING
Artikel 1-1
1. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
invoer: het binnen Surinaams grondgebied, de territoriale wateren daaronder begrepen, brengen van goederen bestemd zowel voor gebruik of verkoop in Suriname zelf als voor doorvoer naar andere landen, met uitzondering van rechtstreekse doorvoer per schip of luchtvaartuig, waarbij de goederen niet buiten het vervoermiddel worden gebracht en genoemde vervoermiddelen niet langer dan twaalf uren binnen Surinaams grondgebied verblijven;
goederen: de in de artikelen 3 en 4 genoemde goederen;
importeur: de natuurlijke of rechtspersoon, op wiens naam de invoer geschiedt of die daarvoor verantwoordelijk is;
beschermd gebied: een district of een gedeelte daarvan, dat ingevolge artikel 9 tot zodanig is verklaard;
aangewezen cultuurgewas: een cultuurgewas, dat ingevolge artikel 9 in een beschermd gebied is aangewezen;
cultuurmaatregel: een maatregel als bedoeld in artikel 13;
doorvoer: het binnenbrengen, vervoeren, lossen, overladen of opslaan in een beschermd gebied van goederen afkomstig van elders;
vervoer: elk transport van goederen in een beschermd gebied, over land, over water en door de lucht;
Minister: de Minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij;
Directeur: de Directeur van Landbouw, Veeteelt en Visserij;
2. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt mede verstaan onder:
plantedelen: landbouwprodukten en bosbouwprodukten, die niet zijn gekookt, gestoomd of op enige andere wijze zodanig be- of verwerkt, dat zij vrij zijn van levende plantaardige of dierlijke organismen;
plagen: ongewervelde dieren, die het optreden van planteziekten bevorderen, alsook schadelijke onkruiden.
Artikel 2
Ministeriële beschikkingen ingevolge deze wet worden, voorzover niet op een bepaald geval betrekking hebbende, in het Gouvernementsadvertentieblad bekend gemaakt.
HOOFDSTUK II
INVOERBEPALINGEN
Artikel 3
1. Voorzover in deze wet niet anders is bepaald is alle invoer verboden van:
a. planten;
b. plantedelen;
c. teelaarde en andere onbewerkte grond;
d. materiaal gebruikt voor de verpakking van planten en plantedelen;
e. reeds gebruikte ledige zakken voor baaltransport.
2. De Minister kan de invoer van andere goederen, met inbegrip van lijfsgoederen, hetzij in het algemeen, hetzij in een bepaald geval verbieden, indien deze goederen besmet zijn of geacht kunnen worden besmet te zijn met voor de landbouw schadelijke ziekten of plagen. Een voor een bepaald geval geldend verbod wordt gegeven door middel van aanzegging of aanschrijving door of vanwege de Minister.
Artikel 4
1. Voorzover de Minister niet anders bepaalt is het verbod voor de invoer van planten, plantedelen en het pakmateriaal daarvan niet van toepassing op:
a. handelszendingen van diepvriesfruit- en groenten;
b. zendingen, die vergezeld gaan van een gezondheidsverklaring (phytosanitair certificaat) afgegeven door de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst en in overeenstemming met de bepalingen van de Internationale Plantenbeschermingsconventie van 1951.
2. Voor zover de Minister niet anders bepaalt, is het verbod van de invoer van reeds gebruikte ledige zakken niet van toepassing op zendingen, die vergezeld gaan van een verklaring afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit in het land van herkomst, dat het materiaal vóór de verzending afdoende is ontsmet of gefumigeerd.
3. De Minister kan onder door hem vast te stellen voorwaarden bij wijze van algemene vergunning de invoer toestaan van bepaalde zaden, vruchten of andere plantedelen en het pakmateriaal daarvan.
Artikel 5
Door of vanwege de Directeur kan telkens voor een enkele zending ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 3 lid 1, al dan niet onder bepaalde voorwaarden.
Artikel 6-2
1. De invoer van de in artikelen 4 en 5 genoemde goederen is uitsluitend toegestaan op de daarvoor door de Minister aangewezen aanvoerplaatsen met inachtneming van de voor deze plaatsen geldende wettelijke voorschriften.
2. Alle zendingen worden door of vanwege de Directeur bij invoer gekeurd. De gevolgen van de keuring zijn voor risico en aansprakelijkheid van de importeur. Van de keuring wordt een bewijs afgegeven volgens een door de Minister vast te stellen model.
3. Voor keuringen wordt ten bate van 's Lands kas van de importeur een vergoeding gevorderd overeenkomstig een bij Staatsbesluit vast te stellen tarief. Bij de keuring dient het aanwijzen en openen der verpakte goederen te geschieden door de importeur of een door deze aangewezen vertegenwoordiger.
Er wordt geen vergoeding uitgekeerd voor monsters die voor onderzoek worden medegenomen.
4. Door of vanwege de Directeur kan worden bepaald waar en op welke wijze nog niet goedgekeurde goederen zullen worden opgeslagen.
5. Alleen goederen van goedgekeurde zendingen, waarvoor de vergoeding voor de keuring is voldaan, kunnen in het vrije verkeer worden gebracht of worden weggevoerd.
6. Reeds goedgekeurde en in het vrije verkeer gebrachte zendingen kunnen aan een herkeuring worden onderworpen, indien de Directeur gegronde reden heeft te vermoeden, dat deze zendingen gevaar kunnen opleveren voor de landbouw.
Voor deze herkeuring zal geen vergoeding worden gevorderd.
Artikel 7-3
1. Op grond van de uitslag van een keuring kan door of vanwege de Directeur worden bepaald, dat de zending of bepaalde goederen uit de zending een ontsmetting of hernieuwde ontsmetting of een andere wetenschappelijk beproefde handeling c.q. behandeling dienen te ondergaan op een door hem aangegeven wijze en binnen een daarbij bepaalde tijd.
2. De ontsmette of behandelde goederen worden aan een herkeuring onderworpen, alvorens zij overeenkomstig artikel 6 in het vrije verkeer mogen worden gebracht of mogen worden weggevoerd. Indien de ontsmetting, hernieuwde ontsmetting of een andere wetenschappelijk beproefde (be)handeling door of vanwege het Land geschiedt, dienen vooraf de kosten daarvan te worden voldaan.
3. De gevolgen van elke ontsmetting, hernieuwde ontsmetting of een andere wetenschappelijk beproefde (be)handeling zijn voor risico van de importeur.
Artikel 8-4
1. Goederen, bedoeld in artikel 3, kunnen, ongeacht de terzake in te stellen strafvervolging, van landswege worden vernietigd, zonder dat daaraan enig recht op schadevergoeding wordt ontleend, indien deze goederen in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn ingevoerd.
2. Het bepaalde in het voorgaande lid is mede van toepassing op goederen, die op grond van het bepaalde in artikel 4 of 5 zijn ingevoerd, maar:
a. waarbij niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan;
b. die in strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 4 zijn opgeslagen;
c. die niet volgens het bepaalde in artikel 7 lid 1 zijn ontsmet;
d. die zonder te zijn goedgekeurd in het vrije verkeer worden gebracht of worden weggevoerd.
3. Goederen, die op grond van het bepaalde in artikel 4 of 5 zijn ingevoerd, niet vallende onder het 2e lid van dit artikel, kunnen van landswege worden vernietigd, indien dit door of vanwege de Minister nodig wordt geoordeeld op grond van de toestand der goederen of van andere omstandigheden, die gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van cultuurgewassen. In een zodanig geval kan door het Land een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding worden uitgekeerd.
HOOFDSTUK III
VERVOER EN DOORVOER IN EEN BESCHERMD GEBIED
Artikel 95
Ter voorkoming en bestrijding van planteziekten en -plagen kan bij Staatsbesluit een district of een gedeelte daarvan voor een telkens daarbij te bepalen termijn tot beschermd gebied worden verklaard voor de bij dat besluit aan te wijzen cultuurgewassen.
Artikel 10
Alle vervoer en doorvoer in een beschermd gebied van planten en plantedelen van een aangewezen cultuurgewas, alsmede materiaal gebruikt voor de verpakking van zodanige planten en plantedelen, is verboden.
Artikel 11
1. Door of vanwege de Directeur kan telkens voor één enkele zending ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 10, al dan niet onder bepaalde voorwaarden.
2. Van de verleende ontheffing wordt voor iedere zending een bewijs afgegeven volgens een door de Minister vast te stellen model.
3. Geen ontheffing wordt geacht te zijn verleend voor zendingen, die bij het vervoer of bij de doorvoer niet vergezeld gaan van het daartoe strekkend bewijs.
Artikel 12
Goederen, bedoeld in artikel 10, kunnen, ongeacht de terzake in te stellen strafvervolging, van landswege worden vernietigd zonder dat daaraan enig recht op schadevergoeding wordt ontleend, indien deze goederen bij vervoer of doorvoer niet vergezeld gaan van een bewijs van ontheffing, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, of niet wordt voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden.
HOOFDSTUK IV
CULTUURMAATREGELEN
Artikel 13
1. Bij Staatsbesluit kan worden vastgesteld, welke wetenschappelijk beproefde en economisch verantwoorde maatregelen in aanmerking kunnen komen om in een
beschermd gebied te worden toegepast bij de bestrijding van ziekten en plagen in een aangewezen cultuurgewas of bij de beperking van het gevaar voor de verspreiding van of de besmetting met zodanige ziekten en plagen, alsmede de wijze waarop deze maatregelen behoren te worden uitgevoerd.
2. Onder de maatregelen bedoeld in het voorgaande lid kunnen mede worden begrepen het opruimen, verwijderen of vernietigen van zieke of aangetaste planten of plantedelen, het bespuiten met bepaalde bestrijdingsmiddelen tegen planteziekten, de tijdelijke braaklegging en/of onderwaterzetting van de grond en overigens alle maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een gezonde aanplant van het aangewezen cultuurgewas.
Artikel 14
In een beschermd gebied kunnen de aangewezen cultuurgewassen uitsluitend worden verbouwd met inachtneming van de door de Minister toepasselijk verklaarde cultuurmaatregelen.
Artikel 15
Ieder die krachtens enig zakelijk of persoonlijk recht in het genot is van grond in een beschermd gebied, waarop een aangewezen cultuurgewas wordt verbouwd, dan wel diens vertegenwoordiger, is verplicht volgens door de Districts-Commissaris vast te stellen en bekend te maken regelen opgave te verstrekken over de aard en de grootte van de betreffende aanplant.
Artikel 16-6
1. De in artikel 15 bedoelde personen zijn gehouden op eerste aanschrijving van de Districts-Commissaris binnen een daarbij te bepalen naar omstandigheden redelijke termijn de krachtens artikel 14 toepasselijk verklaarde cultuurmaatregelen uit te voeren.
2. Indien de cultuurmaatregelen geen uitstel gedogen kan door of vanwege de Districts-Commissaris een aanzegging omtrent de uitvoering worden gedaan, welke aanzegging binnen zes dagen door een aanschrijving als in het voorgaand lid bedoeld zal worden bevestigd.
3. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de Minister, kan van landswege een tegemoetkoming in de kosten der uit te voeren maatregelen of op enige andere wijze bijstand worden verleend.
Artikel 17
1. De Districts-Commissaris kan bij nalatigheid om te voldoen aan de in artikel 16 bedoelde aanschrijving of aanzegging de daarbij voorgeschreven maatregelen op kosten van de nalatige van landswege doen uitvoeren, ongeacht de terzake in te stellen strafvervolging.
2. Het verhaal der kosten geschiedt op de wijze als voor de invordering der belastingen bepaald.
Artikel 18
1. In spoedeisende gevallen kan de Districts-Commissaris op de in artikel 15 bedoelde gronden de krachtens artikel 14 toepasselijk verklaarde cultuurmaatregelen rechtstreeks van landswege doen uitvoeren.
2. Van de persoonlijk of zakelijk gerechtigde kan een door de Districts-Commissaris vast te stellen redelijke bijdrage in de kosten van de uitvoering worden gevorderd op de wijze als in artikel 17 lid 2 bepaald. De bijdrage kan ten hoogste de helft der werkelijk door het Land gemaakte kosten belopen.
HOOFDSTUK V
STRAFBEPALINGEN
Artikel 19-7
1. Hij, die planten, plantedelen of andere goederen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarin of daarop dierlijke of plantaardige organismen voorkomen die voor de landbouw schadelijke ziekten of plagen verwekken, of wel dergelijke organismen afzonderlijk invoert, of na invoer, zodanige goederen in ontvangst neemt, transporteert, onder zich houdt of in het vrije verkeer brengt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar.
2. Niet strafbaar is hij, die handelt krachtens een door of namens de Minister verleende toestemming in het belang van wetenschappelijke of andere bijzondere doeleinden en overeenkomstig de bij die toestemming gestelde voorwaarden.
Artikel 20
1. Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden wordt gestraft hij, die in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet, goederen bedoeld in artikel 3, invoert, of na invoer, zodanige goederen in ontvangst neemt, transporteert, onder zich houdt of in het vrije verkeer brengt.
2. Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft:
a. hij, die de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde belemmert of verhindert;
b. hij, die buiten de in artikel 6 lid 1 bedoelde aanvoerplaatsen de daarbij bedoelde goederen invoert;
c. hij, die in strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 4 de daarbij bedoelde goederen opslaat;
d. hij, die niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 1 de daarbij bedoelde goederen ontsmet;
e. hij, die goederen bedoeld in artikel 6 zonder verkregen goedkeuring in het vrije verkeer brengt of wegvoert;
f. hij, die in strijd met het bepaalde in artikel 10 de daarbij bedoelde goederen vervoert of doorvoert zonder dat de zending vergezeld gaat van een bewijs van ontheffing, als bedoeld in artikel 11, of zonder dat voldaan wordt aan de bij die ontheffing gestelde voorwaarden;
g. hij, die niet voldoet aan de verplichting bedoeld in artikel 15 of aan die bedoeld in artikel 16 lid 1.
Artikel 21
Indien een bij deze wet strafbaar gesteld feit gepleegd wordt door een rechtspersoon wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen hem, die tot het feit opdracht heeft gegeven, of die de feitelijke leiding had bij het verboden handelen.
Artikel 22-8
1. De in artikel 19 strafbaar gestelde feiten worden aangemerkt als misdrijven, die vermeld in artikel 20 als overtredingen.
2. Met het opsporen van deze misdrijven en overtredingen zijn, behalve de bij artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren en beambten, belast de ambtenaren der Invoerrechten en Accijnzen en de door de Minister daartoe aangewezen personen.
Artikel 23-9
1. De opsporingsambtenaren hebben te allen tijde toegang tot alle vervoermiddelen gebouwen en al of niet afgesloten ruimten, waar redelijkerwijs vermoed kan
worden, dat in strijd met deze wet is gehandeld. Een woning wordt echter niet binnengetreden zonder een schriftelijke machtiging te Paramaribo van de Procureur-Generaal en in de districten van de betrokken Districts-Commissaris.
2. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm.
3. Van het binnentreden van een woning wordt proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal 24 uur aan hem, wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt medegedeeld.
Artikel 24-10
De opsporingsambtenaren zijn te allen tijde bevoegd tot in beslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 25
1. Deze wet kan worden aangehaald als "Plantenbeschermingswet 1965".
2. Zij treedt in werking op de dertigste dag volgende op die van haar afkondiging.
3. Bij het inwerking treden van deze wet vervallen de wetten van 30 augustus 1916 (G.B. 1918 no. 51) en van 28 september 1928 (G.B. 1929 no. 31).
1 Gew. bij G.B. 1972 no. 163.
2 Gew. bij G.B. 1972 no. 163.
3 Gew. bij G.B. 1972 no. 163.
4 Gew. bij G.B. 1972 no. 163.
5 Gew. bij G.B. 1972 no. 163.
6 Gew. bij G.B. 1972 no. 163.
7 Gew. bij S.B.1980 no. 116.
8 Gew. bij G.B. 1972 no. 163, S.B. 1980 no. 116.
9 Gew. bij G.B. 1972 no. 163, S.B. 1980 no. 116.
10 Gew. bij G.B. 1972 no. 163, S.B. 1980 no. 116.