Wet Algemene Ziektekostenverzekering


<< Terug naar overzicht

DECREET van 19 november 1980, houdende machtiging tot oprichting van de Stichting Staatsziekenfonds (S.B. 1980 no. 120).

Artikel 1

Het decreet verstaat onder: de Minister: de Minister van Arbeid en Volksgezondheid. het Fonds: de Stichting Staatsziekenfonds. het Bestuur: het Bestuur van de Stichting Staatsziekenfonds. Medewerkers: de natuurlijke- of rechtspersonen als genoemd in artikel 4 met wie het Fonds een overeenkomst heeft gesloten. Minder draagkrachtigen: Zijn degenen die een belastbaar inkomen hebben dat minder bedraagt dan het minimum belastbaar inkomen als genoemd in artikel 34 lid 1 sub a van de "Wet op de Inkomstenbelasting" (G.B. 1922).

Artikel 2

De Ministers van Algemene Zaken en Arbeid en Volksgezondheid te machtigen om met inachtneming van de bepalingen in dit decreet voor de Staat een Stichting Staatsziekenfonds hierna te noemen "het Fonds" op te richten.

Artikel 3

1. Het doel van het Fonds is het verstrekken en/of het doen verstrekken van geneeskundige behandeling in Suriname aan:

a. landsdienaren alsmede de met hun gelijkgestelden en gepensioneerde landsdienaren, alsmede de gezinsleden van deze groepen;

b. andere categorieën van personen dan onder a genoemd, op aanwijzing van de Minister.

2. Gepensioneerde ambtenaren en gezinsleden van de in lid 1 onder a en b bedoelde personen die aanspraak maken op geneeskundige hulp ten laste van een andere werkgever dan de Staat, komen niet in aanmerking voor geneeskundige behandeling ten laste van het Fonds.

Artikel 4

Het Fonds tracht haar doel te bereiken door het sluiten van overeenkomsten met dienstverleners en dienstverlenende instanties.

Artikel 5

De in artikel 4 bedoelde overeenkomsten houden in ieder geval bepalingen in betreffende:

a. het tijdstip waarop de overeenkomst aanvangt te werken en de duur van de periode waarvoor deze is gesloten;

b. de aard en de omvang van de wederzijdse rechten en verplichtingen;

c. de voorwaarden van de administratieve aard waaraan partijen hebben te voldoen.

Artikel 6

1. Omtrent de inhoud van de in artikel 4 bedoelde overeenkomsten wordt overleg gepleegd tussen het Fonds enerzijds en naar het oordeel van de Minister representatieve organisaties van dienstverleners en dienstverlenende instantie anderzijds.

2. Indien het in het vorig lid bedoelde overleg tot overeenstemming heeft geleid, wordt de uitkomst daarvan onderworpen aan de goedkeuring van de Minister.

3. De in artikel 4 bedoelde overeenkomsten dienen, behoudens het in artikel 8 bepaalde, in overeenstemming te zijn met de in het vorige lid bedoelde uitkomst.

Artikel 7

Het Fonds zal met iedere daartoe bevoegde dienstverlener of dienstverlenende instantie die een of meer van de verstrekkingen kan verlenen op zijn verzoek een overeenkomst sluiten als bedoeld in artikel 4, tenzij het Fonds daartegen ernstige bezwaren heeft.

Artikel 8

Indien omtrent de overeenkomsten welke nodig zijn voor het verlenen van een bepaalde verstrekking niet de vereiste overeenstemming is bereikt, dan wel de Minister niet zijn goedkeuring heeft gehecht aan de uitkomst van het daaromtrent gevoerde overleg dan wel de overeenkomsten niet of niet in voldoende aantal tot stand komen, kan de Minister bepalen, dat overeenkomsten ten aanzien van bedoelde verstrekking worden gesloten met inachtneming van door hem te geven richtlijnen.

Artikel 9

1.a. Alle ingeschrevenen bij het Fonds hebben gelijke aanspraak op verstrekkingen ter voorziening in hun geneeskundige behandeling en verpleging. Het Fonds draagt er zorg voor dat deze aanspraak door de bij hun ingeschrevenen tot gelding kan worden gemaakt.

b. Met betrekking tot de categorieën van landsdienaren, gepensioneerden, de met hen gelijkgestelden en hun gezinsleden, die op basis van wettelijke regelingen of overeen-komsten, bestaande rechten hebben, zullen door het Bestuur, na verkregen goedkeuring van de Minister, nadere regels worden gesteld.

2. Aard, inhoud en omvang van de verstrekkingen worden na verkregen goedkeuring door de Minister door het Bestuur bij Reglement vastgesteld, met dien verstande dat zij in elk geval omvatten, naar een daarbij te bepalen omvang, geneeskundige-, farmaceutische, verloskundige hulp, alsmede verpleging en behandeling in een ziekeninrichting. 3. Het Bestuur kan voor het verkrijgen van de verstrekking als voorwaarden stellen dat de ingeschrevene boven de verschuldigde premie een door het Bestuur vast te stellen bedrag in de kosten bijdraagt. De bijdragen behoeven niet voor alle ingeschrevenen gelijk te zijn.

Artikel 10

1. De geldmiddelen van het Fonds bestaan uit:

a. het aanvangskapitaal van Sf. 1000.000,-;

b. premies die van de premieplichtigen worden genoten;

c. bijdragen van de Staat;

d. andere inkomsten.

2. Het Bestuur stelt na verkregen goedkeuring van de Minister de grondslag, de hoogte en de wijze van heffing en inning van de premie vast.

Artikel 11

1. Premieplichtig zijn:

a. de werkgever, onverminderd het recht van genoemde werkgever de betaalde premie of een gedeelte hiervan te verhalen op de werknemer. Bij beschikking van de Minister kunnen bepaalde categorieën werkgevers uitgezonderd worden van de premieplicht;

b. de Staat ten behoeve van de minder draagkrachtigen;

c. ingeschrevenen die in hoofdzaak ander inkomen dan loon hebben dat belastbaar is in de zin van de "Wet op de Inkomstenbelasting 1922". 2. Indien de premieplichtige in gebreke blijft de verschuldigde premie uiterlijk op de veertiende dag na het verstrijken van de termijn te voldoen, is het Fonds gerechtigd, de bezittingen van de premieplichtige in het openbaar, naar plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden te doen verkopen, teneinde uit de opbrengst het beloop van het premiebedrag verhoogd met rente en kosten te betalen.

Artikel 12

1. Onder gezinsleden worden verstaan:

a. de echtgenote of echtgenoot;

b. de wettige, gewettigde of erkende kinderen;

c. stiefkinderen, zijnde voorkinderen door de wederpartij in het huwelijk medegebracht;

d. natuurlijke kinderen van de vrouw, onder voorwaarde dat de onder b t/m d genoemde kinderen de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en deel uitmaken van het gezin van degene aan wie zij de aanspraak ontlenen, geen bezoldigde betrekking bekleden en niet gehuwd zijn c.q. gehuwd geweest zijn.

2. Het Bestuur kan, na verkregen goedkeuring van de Minister, de in lid 1 van dit artikel genoemde groepen van gezinsleden uitbreiden.

Artikel 13

Het Bestuur kan, na verkregen goedkeuring van de Minister, met betrekking tot het verlenen van geneeskundige behandeling buiten Suriname nadere regels vaststellen.

Artikel 14

Bij reglement kan in de mogelijkheid worden voorzien commissies in te stellen en daarin desgewenst anderen dan bestuursleden te benoemen. In elk geval zullen de navolgende commissies in overleg met de Minister worden ingesteld: a. een Commissie voor Geschillen; b. een Commissie van Toezicht.

Artikel 15

a. In de Commissies bedoeld in artikel 14 zijn het Fonds enerzijds en de dienstverleners anderzijds, met een even groot aantal leden vertegenwoordigd.

b. de Commissies hebben een buiten het Fonds en de dienstverleners staand lid tot voorzitter.

c. De werkwijzen van de Commissies zullen in een afzonderlijk reglement worden geregeld.

Artikel 16

1. De Commissie voor Geschillen heeft tot taak het geven van een bindend advies in hoogste ressort in geschillen, gerezen bij de uitvoering van de door het Fonds en medewerkers gesloten overeenkomsten.

2. De in lid 1 genoemde Commissie kan bij het geven van bindend advies tevens bepalen welke kosten door de behandeling van een geschil veroorzaakt, een of beide partijen geheel of gedeeltelijk hebben te dragen.

3. Onverminderd het voorgaande kan de Commissie bij haar bindend advies een of meer van de navolgende maatregelen opleggen.

I. Aan het Fonds:

a. Herstel van gedaan onrecht, waarvan de vorm door de Commissie wordt vastgesteld.

b. Berisping. c. Een boete tot een bedrag van ten hoogste Sf. 5.000,-. Bovendien kan de Commissie een voorstel doen aan de Commissie van Toezicht tot correctie van het Fonds met daartoe ten dienste staande middelen.

II. Aan de Medewerker:

a. Herstel van gedaan onrecht, waarvan de vorm door de Commissie wordt vastgesteld.

b. Berisping.

c. Boete tot een bedrag van Sf. 1.000,-.

d. Verbod tot inschrijving van personen op naam van de medewerker gedurende een door de Commissie vast te stellen tijdvak van ten hoogste een jaar.

e. Ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst, zulks met ingang van een door de Commissie vast te stellen datum.

Artikel 17

Het in artikel 13 genoemde bindend advies moet inhouden:

a. de namen en adressen van de geschilvoerenden;

b. een resumé van hun wederzijdse beweringen;

c. een resumé der overwegingen van de Commissie;

d. de beslissingen met de eventueel daarbij door de Commissie opgelegde maatregelen onder artikel 13 dienen te worden voldaan aan de Commissie, welke de uitspraak deed en wel binnen zes weken na het tijdstip waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Artikel 18

De Commissie voor Geschillen maakt haar bindend advies schriftelijk bekend aan de geschilvoerende partijen.

Artikel 19

De Commissie van Toezicht heeft tot taak:

a. het bevorderen van een goede verstandhouding tussen het Fonds en de medewerkers en de medewerkers onderling, één en ander in het belang van een juiste naleving van de tussen het Fonds en medewerkers gesloten overeenkomsten.

b. het plegen van overleg aangaande mogelijke verbeteringen van de tussen het Fonds en medewerkers gesloten overeenkomsten en het doen van voorstellen tot de verbetering en wijziging van die overeenkomsten aan bevoegde instanties.

Artikel 20

De oplossing van gerezen geschillen tussen het Fonds en de medewerkers wordt verder geregeld in de af te sluiten overeenkomsten.

Artikel 21

1. Het Fonds kan van hem, die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, aanspraken als ingeschrevene heeft geldend gemaakt, alsmede van hem, die daaraan zijn medewerking verleent onderscheidelijk heeft verleend, geheel of gedeeltelijk het bedrag vorderen van de te veel of ten onrechte verleende verstrekkingen dan wel de geschatte geldwaarde hiervan.

2. Bij of krachtens Decreet kunnen regelen worden gesteld betreffende de in lid 1 bedoelde terugvordering.

Artikel 22

Hij die op andere wijze dan door het valselijk opmaken van een geschrift, dat bestemd is om tot bewijs van een feit te dienen, opzettelijk een opgave in strijd met de waarheid doet, zulks met het oogmerk om aldus een verstrekking of een grotere verstrekking, een vergoeding of een hogere vergoeding te verkrijgen, wordt gestraft met een gevangenis van ten hoogste twee jaren.

Artikel 23

1. Overtreding van bepalingen van een krachtens dit decreet uitgevaardigd decreet of door de Minister genomen beschikking voorzover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste eenhonderd gulden.

2. De bij krachtens dit decreet strafbaar gestelde feiten worden als overtredingen beschouwd.

Artikel 24

1. Indien een bij of krachtens dit decreet uitgevaardigd decreet of door de Minister genomen beschikking strafbaar gesteld feit wordt gepleegd door of vanwege een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken hetzij tegen die rechtspersoon, hetzij tegen hen, die tot dat feit opdracht hebben gegeven, of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen beide.

2. Een bij of krachtens dit decreet strafbaar gesteld feit wordt o.m. gepleegd door of vanwege een rechtspersoon, indien het gepleegd wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon ongeacht of deze persoon ieder afzonderlijk het strafbaar feit hebben gepleegd dan wel bij hen gezamenlijke elementen van dat feit aanwezig zijn.

3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, wordt het tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meerdere bestuurders zijn, door een dezer. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. Het gerecht kan de verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen en kan alsdan zijn medebrenging gelasten.

Artikel 25

Met de opsporing van de bij of krachtens dit decreet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de ambtenaren bedoeld in artikel 134 van het Surinaams Wetboek van Strafvordering, belast de bij decreet aangewezen personen.

Artikel 26

Indien het Fonds tijdelijk niet over voldoende middelen beschikt tot dekking van de kosten welke ten laste van het Fonds komen, verstrekt de Staat renteloze voorschotten aan het Fonds onder door de Minister van Financiën te stellen voorwaarden.

Artikel 27

1. Dit Decreet treedt met onmiddellijke ingang in werking.

2. Dit Decreet zal in het Staatsblad van de Republiek Suriname worden geplaatst.

3. Bij inwerkingtreding van dit decreet vervalt de "Wet Algemene Ziektekostenverzekering" (S.R.S. 1977 No. 96).