Wet Omzetbelasting 1997


<< Terug naar overzicht

WET van 30 december 1997, houdende vaststelling van een algemene omzetbelasting (Wet Omzetbelasting 1997) (S.B. 1997 no. 83), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1999 no. 33, S.B. 2002 no. 86, S.B. 2002 no. 114.

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Financiën;

b. de Direkteur: de Direkteur der Belastingen;

c. de Inspekteur: de Inspekteur belast met de heffing van de omzetbelasting;

d. de Ontvanger: de Ontvanger belast met de inning van de omzertbelasting;

e. goederen: alle lichamelijke, roerende goederen zoals bedoeld in het Surinaams Burgerlijk Wetboek; gas en elektriciteit zijn eveneens goederen in de zin van deze wet;

f. de fabrikant: degene die in Suriname goederen voortbrengt;

g. ondernemer: een ieder die in Suriname een beroep of bedrijf zelfstandig uitoefent;

h. de Raad van Beroep: de Raad van Beroep als bedoeld in artikel 59 van de Inkomstenbelasting 1922;

i. de Belastingdienst: de dienst als bedoeld in de Organisatiebeschikking Belastingdienst (G.B. 1970 no. 41). 2. Onder Suriname wordt in het kader van deze wet verstaan het grondgebied van de Republiek Suriname alsmede de territoriale wateren.

Artikel 2

1. Onder de naam omzetbelasting wordt, met inachtneming van de bepalingen van deze wet, een belasting geheven ter zake van:

a. het door ondernemers in het kader van hun onderneming in Suriname leveren van door hen in Suriname voortgebrachte goederen;

b. het door ondernemers in het kader van hun onderneming in Suriname verrichten van de diensten die zijn genoemd in de bij deze wet behorende bijlage 1;

c. de invoer van goederen.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijlage kan bij staatsbesluit worden gewijzigd.

Artikel 3-1

1. Het tarief van de omzetbelasting bedraagt respectievelijk:

a. voor leveringen en invoer van goederen 10 (tien) procent;

b. voor het verrichten van diensten 8 (acht) procent.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt vrijstelling van omzetbelasting verleend op de goederen die zijn genoemd in de bij deze wet behorende bijlage 2.

3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel bedraagt het tarief van de omzetbelasting 25 (vijfentwintig) procent op de goederen die zijn genoemd in de bij deze wet behorende bijlage 3.

4. Bij staatsbesluit kunnen de tarieven als bedoeld in de leden 1 en 3 van dit artikel worden gewijzigd.

5. Bij staatsbesluit kunnen de bijlagen 2 en 3, als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel worden gewijzigd.

6. De Minister kan bij beschikking met betrekking tot de goederen genoemd in bijlage 3 van dit artikel nadere regels vaststellen die voor de uitvoering van deze wet nodig zijn, in het bijzonder ter specificatie van de goederen naar volume, gewicht of andere eenheid.

HOOFDSTUK II

BELASTINGHEFFING TER ZAKE VAN LEVERINGEN VAN

GOEDEREN EN HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN

Artikel 4

Als levering van goederen worden aangemerkt:

a. de eigendomsoverdracht van goederen ingevolge een overeenkomst;

b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop of financial leasing;

c. de oplevering van een goed door de ondernemer die de goederen heeft vervaardigd;

d. de eigendomsovergang van goederen die het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed;

e. het beschikken over goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, als gevolg waarvan de goederen het bedrijfsvermogen van de fabrikant verlaten.

Artikel 5

Als diensten worden aangemerkt alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen, die tegen vergoeding worden verricht.

Artikel 6

1. De plaats waar een levering van een goed plaatsvindt of waar een dienst wordt verricht is de plaats waar de leverancier van de goederen of waar degene die de dienst verricht woont of is gevestigd.

2. Indien diensten worden verricht ten behoeve van een in Suriname gevestigde afnemer door een niet in Suriname wonende of gevestigde ondernemer, is de plaats waar de dienst wordt verricht de plaats waar de afnemer woont of is gevestigd.

3. De diensten, betreffende het vervoer van personen of goederen, worden verricht op de plaats in Suriname waar de personen in het vervoermiddel plaatsnemen of de plaats in Suriname waar de goederen in het vervoermiddel worden ingeladen.

4. Of de leverancier of degene die een dienst verricht in Suriname woont of gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 7

1. De omzetbelasting wordt geheven over de vergoeding.

2. Onder de vergoeding wordt verstaan het totale terzake van de levering of de dienst ontvangen bedrag, de omzetbelasting zelf daaronder niet begrepen.

3. Indien de vergoeding niet of slechts gedeeltelijk uit een geldsom bestaat, is de vergoeding de totale waarde van de tegenprestatie.

4. Bij een levering als bedoeld in artikel 4 onder e, wordt de vergoeding gesteld op het bedrag dat in het economisch verkeer voor die goederen kan worden verkregen in de toestand waarin zij verkeerden op het tijdstip van de levering.

5. Het is niet toegestaan om, in de gevallen waarin ingevolge deze wet omzetbelasting verschuldigd is, goederen en diensten aan anderen dan ondernemers aan te bieden tegen prijzen waarin de omzetbelasting niet is begrepen.

Artikel 7a

1. De Minister kan, voorzover niet strijdig met internationale bepalingen, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, bij beschikking teruggaaf van omzetbelasting verlenen voor de levering van goederen door ondernemers als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a, indien naar het oordeel van de Inspekteur gemotiveerd wordt aangetoond dat deze ondernemers in een nadelige concurrentiepositie verkeren ten opzichte van de importeur.

2. De teruggaaf als bedoeld in lid 1 van dit artikel bedraagt ten hoogste 1,5% (één en een half procent) van de gerealiseerde jaaromzet.

Artikel 8

De Minister kan, op basis van wederkerigheid, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van omzetbelasting verlenen voor de levering van goederen en het verrichten van diensten:

a. aan ambassades, gezantschappen en consulaten;

b. indien de internationale betrekkingen zulks wenselijk maken.

Artikel 9

1. De omzetbelasting is verschuldigd op het tijdstip, dan wel op de tijdstippen, waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen.

2. Degene die ten onrechte onder de benaming van omzetbelasting gelden in rekening brengt, is:

a. zulks verschuldigd op het moment dat deze in rekening wordt gebracht;

b. gehouden hiervan aangifte te doen en af te dragen op de voet van artikel 11.

Artikel 10

1. De omzetbelasting wordt geheven van de ondernemer die de goederen levert of de dienst verricht.

2. Indien door een niet in Suriname wonende of gevestigde ondernemer diensten worden verricht ten behoeve van een in Suriname gevestigde ondernemer, wordt de omzetbelasting geheven van degene aan wie de dienst wordt verricht.

Artikel 11

1. De belastingplichtige is verplicht voor de omzetbelasting die hij in een tijdvak van een kalendermaand is verschuldigd, volledig, duidelijk en zonder voorbehoud aangifte te doen vóór de zestiende dag van de maand volgend op het tijdvak van aangifte.

2. De aangifte wordt ingediend bij de Ontvanger.

3. De ingevolge de aangifte verschuldigde omzetbelasting wordt bij de Ontvanger voldaan vóór of uiterlijk gelijktijdig met de indiening van de aangifte.

4. Een ieder aan wie door de Inspekteur een aangiftebiljet is uitgereikt is gehouden het biljet binnen een door de Inspekteur bepaalde termijn volledig, duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevukd en ondertekend, te samen met de mogelijk gevraagde bescheiden, in te leveren bij de Ontvanger.

5. De belastingplichtige aan wie geen aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden vóór het tijdstip waarop de omzetbelasting moet worden betaald, bij de Inspekteur een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

6. Aan een ieder die bij de Inspekteur schriftelijk verzoekt om een aangiftebiljet, wordt een aangiftebiljet uitgereikt.

7. De Inspekteur kan onder door hem te stellen voorwaarden uitstel verlenen voor het indienen van de aangifte. 8. De Minister stelt bij beschikking het formulier vast waarmee de aangifte wordt gedaan.

Artikel 12

1. Voor zover een fabrikant belaste goederen als machines, grondstof, hulpstof of halffabrikaat dan wel belaste diensten rechtstreeks gebruikt voor het voortbrengen van belaste goederen, kan op de door de belastingplichtige verschuldigde omzetbelasting in aftrek worden gebracht: a. de omzetbelasting die als onderdeel van de totale vergoeding door de belastingplichtige is betaald aan de leverancier van de belaste goederen of is betaald aan degene die de belaste dienst heeft verricht, mits de omzetbelasting in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur; b. de omzetbelasting die door of ten behoeve van de belastingplichtige in het tijdvak van aangifte is betaald ter zake van de invoer van goederen, mits de betaalde omzetbelasting blijkt uit een afschrift van het document waarop de goederen zijn ingevoerd.

2. Indien goederen niet door of ten behoeve van de belastingplichtige zijn ingevoerd en deze als gevolg daarvan niet kan beschikken over afschriften van het document waarop de goederen zijn ingevoerd, kan de belastingplichtige voor de betreffende goederen onder door de Minister vast te stellen voorwaarden en beperkingen op de verschuldigde omzetbelasting een door de Minister te bepalen forfaitair percentage in aftrek brengen.

3. Op de verschuldigde omzetbelasting kan, onder door de Minister te stellen voorwaarden en beperkingen, de omzetbelasting in aftrek worden gebracht die minder verschuldigd is, indien de vergoeding geheel of gedeeltelijk aan de afnemer wordt terugbetaald, mits de terugbetaling geschiedt in de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de omzetbelasting is afgedragen.

4. De termijn als bedoeld in lid 3 van dit artikel is niet van toepassing indien de terug te betalen omzetbelasting betrekking heeft op een vergoeding die destijds bij wijze van vooruitbetaling is verricht.

5. Geen recht van aftrek bestaat voor de goederen waarvoor anders dan op grond van deze wet omzetbelasting in rekening is gebracht.

6. Indien gedurende een kalendermaand meer omzetbelasting in aftrek kan worden gebracht dan omzetbelasting voldaan dient te worden, wordt van het meerdere bij beschikking van de Inspekteur teruggaaf verleend.

HOOFDSTUK III

BELASTINGHEFFING TER ZAKE VAN DE INVOER VAN GOEDEREN

Artikel 13

Invoer is het brengen van goederen in het vrije verkeer.

Artikel 14

1. De omzetbelasting bij invoer wordt berekend over de invoerwaarde, vermeerderd met het invoerrecht, de accijnzen en de andere bij invoer verschuldigde heffingen, met uitzondering van de ter zake van die invoer verschuldigde omzetbelasting.

2. De invoerwaarde als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de waarde die zijn opgenomen in de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111).

Artikel 15

1. Op de heffing van de omzetbelasting die ter zake van de invoer verschuldigd is zijn de bepalingen van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 en de Scheepvaartwet van overeenkomstige toepassing.

2. Voor zover krachtens de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 of de Scheepvaartwet inzake de heffing van invoerrechten rechtsmiddelen openstaan, geldt hetgeen ten aanzien van de invoerrechten onherroepelijk is komen vast te staan, ook onherroepelijk voor de omzetbelasting.

Artikel 16-2

1. Vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend ter zake van de invoer in de gevallen waarin op grond van:

a. de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111) vrijstelling van invoerrecht wordt verleend;

b. het Grondstoffenbesluit 1997 (S.B. 1997 no. 48) vrijstelling van invoerrecht wordt verleend;

c. de Investeringswet 2001 (S.B. 2002 no. 42) alsmede vrijstellingen van invoerrechten die zijn verleend op grond van de Investeringswet 1960 (G.B. 1974 no. 5, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 1989 no. 103);

d. de Bankwet 1956 (G.B. 1956 no. 97, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 1983 no. 94) goederen ten behoeve van de bancaire- en monetaire activiteiten door de Centrale Bank van Suriname worden ingevoerd;

e. de Petroleumwet (S.B. 1991 no. 7, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2001 no. 58) vrijstelling van invoerrecht wordt verleend.

2. Van het bepaalde in lid 1 van dit artikel zijn uitgezonderd goederen die voldoen aan de Caricom oorsprongregels.

3. Schorsing van omzetbelasting wordt verleend ter zake van de invoer van goederen in geval waarin op grond van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111) schorsing van invoerrecht wordt verleend.

Artikel 17

Teruggaaf van omzetbelasting bij invoer wordt verleend indien op grond van de teruggaafbepalingen van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 teruggaaf van invoerrechten wordt verleend.

HOOFDSTUK IV

UITVOER VAN GOEDEREN

Artikel 18

1. Het tarief van de omzetbelasting voor de levering van goederen, die in het kader van hun levering zullen worden uitgevoerd, bedraagt nul procent.

2. De Minister kan bij beschikking voorwaarden en beperkingen stellen teneinde voor het tarief als bedoeld in lid 1 van dit artikel in aanmerking te komen.

HOOFDSTUK V

BIJZONDERE REGELINGEN

Artikel 19-3

1. Natuurlijke personen van wie de omzet per kalenderjaar niet meer dan zes miljoen gulden bedraagt, zijn vrijgesteld van de in deze wet opgenomen verplichtingen tot het doen van aangifte en het betalen van de verschuldigde omzetbelasting.

2. De Minister kan de in lid 1 van dit artikel genoemde omzetgrens wijzigen.

3. De ondernemer die in aanmerking wenst te komen voor de regeling uit lid 1 van dit artikel, dient daartoe schriftelijk een verzoek te doen aan de Inspekteur met overlegging van boeken en bescheiden, waaruit de gemiddelde jaaromzet blijkt; de Inspecteur oordeelt binnen zestig dagen op het verzoek.

4. De in lid 1 van dit artikel bedoelde vrijstelling wordt voor de periode van twee jaar verleend en kan na deze periode middels schriftelijk verzoek aan de Inspecteur worden vernieuwd.

5. Ondernemers, op wie het bepaalde van dit artikel van toepassing is, komen niet in aanmerking voor de aftrek van omzetbelasting als bedoeld in artikel 12.

6. Toepassing van de regeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel vervalt van rechtswege met ingang van de kalendermaand volgende op de maand waarin de in lid 1 van dit artikel vermelde grens wordt overschreden.

7. De Minister kan bij beschikking nadere regels vaststellen welke voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk zijn.

Artikel 20

1. In geval van levering van een goed tegen inruil van een goed van dezelfde soort kan, onder door de Minister bij beschikking vast te stellen voorwaarden en beperkingen, de waarde van het ingeruilde goed in mindering worden gebracht op de waarde van het ingeleverde goed.

2. De levering van goederen, die op grond van lid 1 van dit artikel zijn ingeruild, dient te worden belast naar het tarief als bedoeld in artikel 3 van deze wet.

HOOFDSTUK VI

NAHEFFING

Artikel 21

1. Omzetbelasting die op aangifte behoort te worden voldaan en die niet of slechts gedeeltelijk is betaald, of omzetbelasting die te veel in aftrek is gebracht, kan bij aanslag worden nageheven.

2. De bevoegdheid tot naheffing vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan.

3. Indien het niet of slechts gedeeltelijk betalen van de verschuldigde omzetbelasting het gevolg is van opzet of grove schuld, vervalt de bevoegdheid tot naheffing eerst door verloop van tien jaren.

4. De naheffingsgrondslag wordt door de Inspekteur zo nodig tot een geschat bedrag vastgesteld en opgelegd aan degene die de omzetbelasting had moeten betalen.

5. De Minister stelt bij beschikking het formulier van het aanslagbiljet vast.

6. De Inspekteur brengt de vastgestelde aanslagen zo spoedig mogelijk op kohier.

7. De aanslagen die op kohier zijn gebracht, zijn van rechtswege invorderbaar.

8. De Inspekteur stelt de Ontvanger onmiddellijk in kennis van de door hem op kohier gestelde aanslagen.

9. Binnen veertien dagen nadat de aanslagen op kohier zijn gebracht, wordt aan de belastingplichtige een gedagtekend aanslagbiljet uitgereikt of toegezonden.

10. Indien blijkt dat een naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, kan de Inspekteur deze ambtshalve verminderen.

HOOFDSTUK VIII

ADMINISTRATIEVE EN OVERIGE VERPLICHTINGEN

Artikel 22

1. Belastingplichtige ondernemers zijn gehouden van alles betreffende de uitoefening van hun onderneming naar de eisen van die onderneming op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde duidelijkheid bestaat omtrent hun rechten en verplichtingen, alsmede over de overige voor de naheffing, vrijstelling of verrekening van de omzetbelasting van belang zijnde gegevens.

2. Belastingplichtige ondernemers zijn verplicht de in lid 1 van dit artikel bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende tien jaren te bewaren.

3. De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de Inspekteur binnen een redelijke termijn mogelijk is.

4. Onverminderd hetgeen omtrent het voeren van een administratie elders is bepaald, kan de belastingplichtige op schriftelijk verzoek, onder bij staatsbesluit te stellen voorwaarden en beperkingen, zijn boekhouding voeren in een door de Minister aan te wijzen muntsoort.

5. Indien lid 4 van dit artikel van toepassing is, worden de bedragen die in deze wet zijn genoemd, tot de door de Minister aangewezen muntsoort herleid volgens de door de Centrale Bank van Suriname vastgestelde geunificeerde koers.

6. Indien lid 4 van dit artikel van toepassing is, worden de aangifte en de betaling van de verschuldigde omzetbelasting eveneens gedaan in de aangewezen muntsoort.

7. De belastingplichtige ondernemer is gehouden de ambtenaren alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevraagd, met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en werking van de administratie.

Artikel 23

1. Een belastingplichtige ondernemer is gehouden desgevraagd aan de Inspekteur gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing te zijnen aanzien.

2. Een belastingplichtige ondernemer is gehouden, de in artikel 22 lid 1 van deze wet bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten die invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, desgevraagd aan de Inspekteur ter inzage te verstrekken.

Artikel 24

1. De in artikel 23 lid 2 bedoelde verplichting geldt onverminderd voor een derde bij wie zich gegevensdragers bevinden van degene die gehouden is deze, of de inhoud daarvan, aan de Inspekteur voor raadpleging beschikbaar te stellen.

2. De Inspekteur stelt degene wiens gegevensdragers hij bij een derde voor raadpleging vordert gelijktijdig in kennis van de vordering hiertoe.

Artikel 25

1. De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud binnen een door de Inspekteur te bepalen termijn, te worden verstrekt op een door de Inspekteur te bepalen wijze.

2. Een ieder die gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken moet toestaan dat van de voor de raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdrager kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt.

Artikel 26

1. Degene die een gebouw of grond in gebruik heeft, is verplicht de Inspekteur desgevraagd toegang te verlenen tot alle gedeelten van dat gebouw en alle grond voor zover dat voor een ingevolge deze wet in te stellen onderzoek nodig is.

2. De gevraagde toegang moet worden verleend tussen acht uur ’s ochtends en zes uur ’s avonds, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en de algemeen erkende feestdagen.

3. Indien het gebouw of de grond wordt gebruikt voor het uitoefenen van een onderneming wordt, voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is het onderzoek te doen plaatsvinden gedurende de in lid 2 van dit artikel bedoelde uren, de gevraagde toegang verleend tijdens de uren waarin het gebruik voor de uitoefening van die onderneming feitelijk plaatsvindt.

4. De gebruiker van het gebouw of de grond is verplicht desgevraagd de aanwijzingen te geven die voor het onderzoek nodig zijn.

Artikel 27

1. De in de artikelen 22 tot en met 26 van deze wet geregelde verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing op de invordering van de omzetbelasting.

2. Met betrekking tot ondernemers zijn de in de artikelen 22 tot en met 25 van deze wet geregelde verplichtingen van overeenkomstige toepassing op de belastingheffing van derden.

Artikel 28

1. Voor een weigering om te voldoen aan de in de artikelen 22 lid 7, 23, 24 en 25 omschreven verplichtingen kan niemand zich met vrucht beroepen op de omstandigheid dat hij uit enigerlei hoofde tot geheimhouding verplicht is, zelfs niet indien deze hem bij een wettelijke bepaling is opgelegd.

2. De Minister kan, met inachtneming van het advies van de President van de Centrale Bank van Suriname, nadere regels stellen ten aanzien van de medewerking te verlenen door banken en kredietinstellingen.

Artikel 29

Een ondernemer die niet of slechts gedeeltelijk voldoet aan de vordering gegevensdragers, of de inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen, wordt voor de toepassing van de artikelen 44 lid 3 en 45 lid 4 geacht niet volledig te hebben voldaan aan de bij artikel 22 opgelegde verplichtingen, tenzij aannemelijk is dat dit het gevolg is van overmacht.

Artikel 30

1. Belastingplichtige ondernemers zijn verplicht ter zake van de belaste leveringen of ter zake van de belaste diensten aan hun afnemers gedagtekende en doorlopend genummerde facturen uit te reiken.

2. Ondernemers die op eigen naam en voor eigen rekening goederen invoeren en die de door hen ingevoerde goederen doorleveren zijn eveneens verplicht voor deze leveringen aan hun afnemers gedagtekende en doorlopend genummerde facturen uit te reiken.

3. De facturen dienen te worden uitgereikt binnen vijftien dagen na afloop van de maand waarin de goederen zijn geleverd of waarin de dienst is verricht.

4. Op de factuur dient het bedrag van de verschuldigde omzetbelasting te worden vermeld.

5. De belastingplichtige ondernemer is verplicht een dubbel op te maken van de door hem uitgereikte facturen.

Artikel 31

De Minister kan bij beschikking nadere regelen geven met betrekking tot de gegevens welke moeten worden vermeld in de facturen en het dubbel daarvan.

Artikel 32

Degene die ten behoeve van een ander douanehandelingen verricht, is gehouden zijn opdrachtgever, binnen vijftien dagen nadat de goederen zijn ingevoerd, een afrekening te verstrekken waarin de ter zake van de invoer betaalde omzetbelasting afzonderlijk wordt vermeld; bovendien dient aan de opdrachtgever een afschrift te worden gegeven van het invoerdocument waarop de goederen zijn ingevoerd.

HOOFDSTUK VIII

ADMINISTRATIEVE BOETEN

Artikel 33

1. Indien de belastingplichtige de aangifte voor de omzetbelasting die op aangifte moet worden voldaan, niet vóór het in artikel 11 lid 1 genoemde tijdstip heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspekteur per verzuim een administratieve boete kan opleggen van ten minste tienduizend gulden en ten hoogste een miljoen gulden.

2. De Inspekteur legt de boete als bedoeld in lid 1 van dit artikel gelijktijdig op met de vaststelling van de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 21.

3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete als bedoeld in lid 1 van dit artikel vervalt door het verloop van een jaar na het einde van de termijn waarbinnen de aangifte had moeten worden gedaan.

Artikel 34

1. Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan, niet of gedeeltelijk niet vóór het in artikel 11 lid 3 genoemde tijdstip heeft voldaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspekteur per verzuim een administratieve boete kan opleggen van ten minste tienduizend gulden en ten hoogste een miljoen gulden.

2. De Inspekteur legt de boete als bedoeld in lid 1 van dit artikel gelijktijdig op met de vaststelling van de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 21.

3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete als bedoeld in lid 1 van dit artikel vervalt door het verloop van een jaar na het einde van het kalenderjaar waarbinnen de betaling had moeten worden gedaan.

Artikel 35

1. Indien het niet of gedeeltelijk niet tijdig betalen van de omzetbelasting het gevolg is van opzet of grove schuld van de belastingplichtige, vormt dit een vergrijp waarvan de Inspekteur een administratieve boete kan opleggen van ten minste vijf percent en ten hoogste honderd percent van het bedrag van de omzetbelasting dat niet of niet tijdig is betaald.

2. De Inspekteur kan de boete als bedoeld in lid 1 van dit artikel op een ander moment opleggen dan het moment waarop de naheffingsaanslag wordt vastgesteld

3. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete als bedoeld in lid 1 van dit artikel vervalt door het verloop van tien jaar na het einde van het kalenderjaar waarbinnen de betaling had moeten worden gedaan.

4. Een ingevolge dit artikel opgelegde administratieve boete wordt naar evenredigheid verlaagd, indien de aanslag waarover de boete is berekend wordt verminderd of vernietigd.

Artikel 36

1. De Inspekteur legt de administratieve boete op bij beschikking.

2. Op verzoek van de belastingplichtige, die de beschikking onvoldoende begrijpt als gevolg van zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, wordt de beschikking mondeling toegelicht in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 37

1. De bepalingen betreffende de administratieve verplichtingen zijn ter zake van het opleggen van een administratieve boete van overeenkomstige toepassing. 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel is de belastingplichtige, tegen wie het onderzoek naar de oplegging van een administratieve boete is gericht, zelf niet gehouden tot het mondeling of schriftelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen.

Artikel 38

1. Indien de Inspekteur overweegt om op grond van artikel 35 een administratieve boete op te leggen, stelt de Inspekteur de belastingplichtige voorafgaand aan de definitieve oplegging op de hoogte van de gronden waarop het voornemen van de oplegging van de administratieve boete berust.

2. De Inspecteur stelt de belastingplichtige binnen een door hem vast te stellen termijn van ten hoogste twee weken in de gelegenheid de vermelde gronden gemotiveerd te betwisten.

Artikel 39

1. De Inspekteur kan de belastingplichtige ten aanzien van wie de redelijke verwachting bestaat dat hem op grond van artikel 35 een administratieve boete zal worden opgelegd, schriftelijk oproepen om te worden gehoord; in de oproep deelt de Inspekteur de belastingplichtige mede dat de belastingplichtige zich desgewenst kan doen bijstaan.

2. Voordat het in lid 1 van dit artikel bedoelde gesprek aanvangt, deelt de Inspekteur de belastingplichtige mede dat deze niet verplicht is te antwoorden.

3. De Inspekteur kan op verzoek van de belastingplichtige die kennelijk de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, toestaan dat bij het gesprek een tolk aanwezig is.

Artikel 40

Op diens verzoek stelt de Inspekteur de belastingplichtige, die opgeroepen is om te worden gehoord, in de gelegenheid inzage te nemen in de gegevensdragers waarop het voornemen tot het opleggen van een administratieve boete is gebaseerd.

Artikel 41

Een administratieve boete als bedoeld in artikel 35 wordt niet opgelegd, indien de belastingplichtige de verschuldigde omzetbelasting betaalt vóórdat hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of op het punt staat bekend te worden met het niet of gedeeltelijk niet betaald zijn van verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 42

1. De bevoegdheid tot het opleggen van een administratieve boete als bedoelt in artikel 35 vervalt, indien de belastingplichtige voor het vergrijp waarvoor de administratieve boete kan worden opgelegd bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vrijgesproken, ontslagen van rechtsvervolging of veroordeeld. 2. Indien op grond van lid 1 van dit artikel een recht tot het opleggen van een administratieve boete vervalt voor een administratieve boete die reeds is betaald, wordt de alsdan ten onrechte geheven administratieve boete teruggegeven.

HOOFDSTUK IX

BEZWAAR EN BEROEP

Artikel 43

1. Degene, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde naheffingsaanslag of tegen een ingevolge enige bepaling van de wet door de Inspekteur genomen beschikking, kan binnen zestig dagen na de dagtekening van de aanslag of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspekteur.

2. De belastingplichtige ondernemer, die bezwaar heeft tegen het bedrag dat door hem als omzetbelasting op aangifte is voldaan, kan binnen zestig dagen nadat de omzetbelasting op grond van artikel 11 lid 3 uiterlijk moet zijn voldaan een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspekteur.

3. In het bezwaarschrift dient het omstreden belastingbedrag duidelijk te worden vermeld.

Artikel 44

1. Op het bezwaarschrift wordt uitspraak gedaan door de Inspekteur; een afschrift van de uitspraak wordt bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangbewijs aan de belastingplichtige uitgereikt.

2. Indien de belastingplichtige het verlangen daartoe te kennen geeft, wordt hij door of namens de Inspekteur vóór de uitspraak gehoord; de Inspekteur kan de belastingplichtige ook ambtshalve oproepen tot het verstrekken van inlichtingen.

3. Indien het bezwaar is gericht tegen een naheffingsaanslag met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 22 tot en met 25, wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de naheffingsaanslag gehandhaafd, tenzij is gebleken, dat en in hoeverre de naheffingsaanslag onjuist is.

4. De uitspraak op het bezwaarschrift is met redenen omkleed.

Artikel 45

1. Degene, die bezwaar heeft tegen de uitspraak op zijn bezwaarschrift kan binnen zestig dagen nadat het afschrift ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, in beroep komen bij de Raad van Beroep.

2. Het beroep moet worden ingediend op basis van de regels die ter zake zijn opgenomen in de Inkomstenbelasting 1922 en is gericht tegen één uitspraak; uit het beroepschrift moet een conclusie kunnen worden getrokken aangaande het belastingbedrag.

3. Het beroep wordt behandeld overeenkomstig de regels die ter zake zijn gesteld in de Inkomstenbelasting 1922.

4. De Raad van Beroep wijst het beroep af, indien niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 22 tot en met 25, tenzij gebleken is, dat en in hoeverre de beslissing waartegen beroep is aangetekend, onjuist is.

5. De Raad van Beroep wijst het beroep eveneens af, indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij gebleken is, dat en in hoeverre de beslissing waartegen beroep is aangetekend, onjuist is.

HOOFDSTUK X

HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 46

Indien door toedoen van een ander dan de belastingplichtige ten onrechte geen of te weinig omzetbelasting is geheven, dan wel ten onrechte geheel of gedeeltelijk teruggaaf is verleend, is die ander hoofdelijk aansprakelijk voor die omzetbelasting en voor de daaruit voortvloeiende boeten, kosten en interesten.

Artikel 47

Indien een niet in Suriname wonende of gevestigde ondernemer diensten verricht ten behoeve van een in Suriname wonende of gevestigde afnemer, niet zijnde een ondernemer, is degene aan wie de dienst wordt verricht, hoofdelijk aansprakelijk voor de omzetbelasting, de boeten, interest en de kosten indien deze dienst aan de omzetbelasting zou zijn onderworpen wanneer de dienst door een in Suriname gevestigde ondernemer zou zijn verricht.

HOOFDSTUK XI

VERTEGENWOORDIGING

Artikel 48

1. Vertegenwoordiging kan plaatshebben krachtens volmacht of met vergunning van de Inspekteur.

2. Degene die zich wil laten vertegenwoordigen, na te zijn opgeroepen voor een onderhoud met de Inspekteur voor het mondeling verstrekken van gegevens en inlichtingen, is desgevorderd gehouden zelf bij dat onderhoud aanwezig te zijn.

Artikel 49

De bevoegdheden en de verplichtingen van een rechtspersoon of een niet-rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband kunnen door iedere bestuurder worden uitgeoefend of worden nagekomen.

Artikel 50

De bevoegdheden en de verplichtingen van een minderjarige, een onder curatele gestelde of iemand die in staat van faillissement is verklaard, of wiens vermogen onder bewind is gesteld, kunnen worden uitgeoefend of worden nagekomen door hun wettelijke vertegenwoordiger, curator of bewindvoerder, desgevorderd zijn deze personen tot nakoming verplicht.

Artikel 51

Om geldige redenen kan de Inspekteur vertegenwoordiging in de nakoming van een verplichting uitsluiten, indien de vertegenwoordigde zelf tot nakoming in staat is.

Artikel 52

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op strafvordering.

HOOFDSTUK XII

INVORDERING

Artikel 53

1. De Ontvanger is belast met de invordering van de ingevolge deze wet verschuldigde omzetbelasting, boeten, kosten en interesten.

2. Naast de bevoegdheden die de Ontvanger heeft op grond van de Wet van 3 april 1869 no. 23 (Geldende tekst, G.B. 1937 no. 143) beschikt de Ontvanger ook over de bevoegdheden die een schuldeiser heeft op grond van enig andere wettelijke bepaling.

3. Naheffingsaanslagen als bedoeld in artikel 21 zijn invorderbaar vijftien dagen na de dagtekening van de aanslag, waarna de Ontvanger zonder enige aanmaning of waarschuwing tot gerechtelijke invordering overgaat, waarbij het bevel tot betaling zonder verder verwijl ten uitvoer kan worden gelegd.

4. In afwijking van lid 3 van dit artikel is een aanslag terstond invorderbaar, indien:

a. de belastingschuldige in staat van faillissement is verklaard, dan wel in geval van inbeslagneming van zijn roerende en onroerende goederen door of vanwege de Staat;

b. de Ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige voor het verhaal door de Ontvanger zullen verdwijnen;

c. de belastingschuldige Suriname metterwoon wil verlaten, dan wel zijn plaats van vestiging wil overbrengen naar een plaats buiten Suriname;

d. de belastingschuldige buiten Suriname woont of is gevestigd, dan wel in Suriname geen vaste woon- of verblijfplaats of plaats van vestiging heeft en de Ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat de belastingschuld niet kan worden betaald;

e. goederen van de belastingschuldige worden verkocht of uitgewonnen tengevolge van een beslaglegging namens derden;

f. de aanslag is opgelegd in verband met het niet of slechts gedeeltelijk betalen van de omzetbelasting als gevolg van opzet of grove schuld.

HOOFDSTUK XIII

GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Artikel 54

1. Het is een ieder verboden hetgeen hem in zijn ambt of betrekking bij de uitvoering van deze wet blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitoefening van dat ambt of die betrekking of voor de heffing, controle of inning van verschuldigde omzetbelasting.

2. Het verbod in lid 1 van dit artikel geldt mede voor niet-ambtelijke deskundigen, die in verband met de uitvoering van deze wet worden geraadpleegd of met enige werkzaamheid worden belast.

HOOFDSTUK XIV

STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN

Artikel 55

1. Degene die aan anderen dan ondernemers goederen en diensten aanbiedt tegen prijzen waarin de omzetbelasting niet is begrepen wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden.

2. Met een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden wordt gestraft degene die niet voldoet aan een of meer van de verplichtingen die zijn opgelegd bij de artikelen 11 lid 5, 24 lid 1, 25 lid 2, 26 lid 1 en 32.

Artikel 56

1. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt.

2. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan en deze voor dit doel niet, onjuist of onvolledig ter beschikking stelt.

3. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers of de inhoud daarvan en deze in valse of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking stelt.

4. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens deze wet te stellen eisen en zijn administratie niet overeenkomstig de gestelde eisen voert.

5. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers en deze niet overeenkomstig de gestelde eisen bewaart.

6. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de 17 desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 22 lid 7 en deze niet verleent.

7. Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden of, indien dit hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de desgevolgd te weinig geheven omzetbelasting, wordt gestraft degene die ingevolge deze wet verplicht is tot het uitreiken van een factuur en geen, onjuiste of onvolledige factuur uitreikt.

Artikel 57

1. Degene die met het oogmerk om geen of te weinig omzetbelasting te betalen een bij deze wet voorziene aangifte opzettelijk niet doet, of niet binnen de daarvoor gestelde termijn doet, of opzettelijk een der feiten begaat als omschreven in artikel 56, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste drie miljoen gulden of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste tweemaal het bedrag van de te weinig betaalde omzetbelasting.

2. Degene die met het oogmerk om geen of te weinig omzetbelasting te betalen een bij deze wet voorziene aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig doet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste vijf miljoen gulden of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste driemaal het bedrag van de te weinig betaalde omzetbelasting.

3. Het recht tot strafvordering op de voet van dit artikel vervalt indien de belastingplichtige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of op het punt staat bekend te worden met de onjuistheid, onvolledigheid of valsheid.

4. Degene die in strijd met het bepaalde in artikel 9 lid 2 handelt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste drie miljoen gulden of, indien het ten onrechte in rekening gebrachte bedrag hoger is, ten hoogste tweemaal dit bedrag.

Artikel 58

1. Degene, die opzettelijk de bij artikel 54 opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met een hechtenis van hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden.

2. Degene aan wiens schuld schending van de geheimhoudingsplicht te wijten is, wordt gestraft met een hechtenis van hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden.

Artikel 59

Overtreding van de krachtens deze wet gestelde bepalingen wordt, voor zover die overtreding is aangemerkt als een strafbaar feit, gestraft met een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden.

Artikel 60

De in artikel 57 strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven; de in de artikelen 56 en 58 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 61

1. Met het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, tevens belast de door de Minister aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde ambtenaren maken van hun bevindingen proces-verbaal op dat de verdachte in afschrift wordt medegedeeld.

3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde ambtenaren hebben, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang tot alle panden en terreinen waarin of waarop naar hun redelijk vermoeden voorwerpen aanwezig zijn die dienstig kunnen zijn bij de opsporing van een bij deze wet strafbaar gesteld feit; de ambtenaren zijn bevoegd voorwerpen in beslag te nemen en de uitlevering daarvan te vorderen.

4. De in lid 1 van dit artikel bedoelde ambtenaren treden uitsluitend tot woning dienende lokalen tegen de wil van de bewoner niet binnen zonder vergezeld te zijn van een hulpofficier van Justitie of voorzien te zijn van een bijzondere schriftelijke last van een hulpofficier van Justitie; van het binnentreden wordt door de in lid 1 van dit artikel bedoelde ambtenaren proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal vierentwintig uur aan de bewonder in afschrift wordt medegedeeld.

Artikel 62

1. Indien een feit, bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld, wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de in de wet voorziene straffen en maatregelen, indien deze daarvoor in aanmerking komen, worden uitgesproken:

a. tegen die rechtspersoon, of

b. tegen hen die tot het begaan van het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijk leiding aan de verboden gedraging hebben gegeven, of

c. tegen de onder a en b genoemde tezamen.

2. Een strafbaar feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, indien het begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het feit hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk elementen van dat feit aanwezig zijn.

3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door een der bestuurders, in persoon of bij gemachtigde; de rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen.

4. Indien de strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, geschiedt de uitreiking van gerechtelijke mededelingen aan de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt of aan de woonplaats van de hoofdbestuurder of een andere bestuurder.

5. Ingeval de uitreiking betreft een gerechtelijk schrijven als bedoeld in artikel 515 van het Wetboek van Strafvordering, dan is artikel 517, leden 2 en 3, van dat Wetboek van overeenkomstige toepassing.

6. Het bepaalde in dit artikel is mede van toepassing op de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, de maatschap, enige andere vereniging van personen en het doelvermogen. 7. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van rechtspersonen, optredende als bestuurder of vertegenwoordiger van een andere rechtspersoon. 8. Geen straf wordt uitgesproken tegen het lid van het bestuur of tegen de vertegenwoordiger van wie blijkt dat het feit buiten zijn toedoen is gepleegd.

HOOFDSTUK XV

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 63

1. Indien met betrekking tot leveringen en diensten die ná de datum van inwerkingtreding van deze wet door ondernemers worden verricht, de vergoeding vóór deze datum geheel of gedeeltelijk is ontvangen of is overeengekomen dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk vóór deze datum zal worden voldaan, is ter zake van die leveringen en diensten omzetbelasting verschuldigd op de dag van inwerkingtreding van deze wet.

2. Voor zover met betrekking tot leveringen en diensten die vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet door ondernemers zijn verricht, ná deze datum de vergoeding geheel of gedeeltelijk is ontvangen of is overeengekomen dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk ná deze datum zal worden voldaan, is geen omzetbelasting verschuldigd.

3. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing bij wijzigingen op deze wet.

Artikel 64

1. Degene, die ingevolge een vóór de inwerkingtreding van deze wet gesloten overeenkomst verplicht is leveringen of diensten te verrichten, is bevoegd, hetgeen ná de inwerkingtreding van de wet met betrekking tot die leveringen of diensten aan omzetbelasting meer is verschuldigd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging het geval zou zijn geweest, alsnog in rekening te brengen aan degene aan wie hij de levering of de dienst moet verrichten; hiermee strijdige bedingen zijn nietig.

2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij wijzigingen op deze wet.

Artikel 65

Degene, aan wie ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging van deze wet gesloten overeenkomst leveringen of diensten worden verricht, is bevoegd van hem die verplicht is de goederen te leveren of de diensten te verrichten, terug te vorderen hetgeen met betrekking tot die leveringen of diensten aan omzetbelasting minder is verschuldigd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging verschuldigd was; hiermee strijdige bedingen zijn nietig.

Artikel 66

Onverminderd de bepalingen van deze wet, waarin een staatsbesluit is voorgeschreven, kan de Minister omtrent de in deze wet geregelde onderwerpen bij beschikking nadere regels geven die voor de uitvoering van deze wet nodig of wenselijk zijn.

Artikel 67

1. Deze wet kan worden aangehaald als: Wet Omzetbelasting 1997.

2. Zij wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.

3. Zij treedt in werking met ingang van 1 februari 1998.

4. De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van deze wet.

BIJLAGE 1, behorende bij de Wet Omzetbelasting 19974.

a. schadeverzekeringen, met uitzondering van ziektekostenverzekeringen;

b. de diensten verleend door banken en andere financiële instellingen, dienstverleners en andere dienstverlenende instellingen ter zake van: - het afsluiten van leningen met uitzondering van leningen in het kader van de produktie; - het afsluiten van hypotheken; - het overboeken van gelden ter zake buitenlandse transacties; - het bewaren van effecten en andere geldswaardige papieren.

c. de diensten verleend door notarissen alsmede personen die een vrij beroep uitoefenen, waaronder: advokaten, accountants, automatisering-, informatica- en overige consultancy. Uitgezonderd zijn vrije beroepen in de medische sector zoals artsen, tandartsen en fysiotherapeuten en overige medische dienstverleners.

d. de diensten verleend door reclamebureau’s, alsmede het maken van reclame via televisie, radio, kranten en andere openbare publicaties;

e. de diensten verleend door architecten en landmeesters;

f. de diensten verleend door makelaars bij de verkoop en verhuur van onroerende goederen;

g. de diensten verleend in het kader van vervoer van goederen;

h. de diensten verleend in het kader van bewaking van gebouwen, goederen en personen;

i. de diensten verleend door schoonmaakbedrijven;

j. de diensten verleend in het kader van het ter beschikking stellen van roerende goederen;

k. het verstrekken van logies, spijzen en dranken in en door horecabedrijven;

l. de diensten verleend door reisbureau’s;

m. het organiseren van toeristische activiteiten;

n. de diensten verleend in het kader van de nationale en internationale telecommunicatie;

o. kappers, schoonheidssalons, massagesalons en dergelijke diensten;

p. de diensten verleend ten behoeve van vervoer van personen met luchtvaartuigen

q. diensten verleend door reparateurs;

r. diensten verleend door rijscholen;

s. diensten verleend door installateurs;

t. diensten verleend door taxichauffeurs;

u. diensten verleend door radio- en televisiestations;

v. diensten verleend door uitdeuk- en spuitinrichtingen;

w. diensten verleend in het kader van service- en onderhoudswerkzaamheden;

x. diensten verleend in het kader van het verstrekken van parkeergelegenheden;

y. Vervallen.

z. diensten verleend door advertentiebureaus en advertenties van dag- en avondbladen alsmede andere periodieke publicaties.

BIJLAGE 2, behorende bij de Wet Omzetbelasting 19975.

1. Kaas

2. Pindakaas

3. Roomboter / Margarine

4. Sardines in olie of in tomatensaus

5. Bokking

6. Haring

7. Kabeljauw en gezouten vis

8. Verse vleeswaren (kippen-, varken- en rundvlees)

9. Verse vis

10. Verse groenten en fruit

11. Brood en broodbeschuit

12. Tarwe en tarwemeel

13. Cacaopoeder

14. Thee

15. Bruine suiker

16. Witte suiker

17. Melk en poedermelk

18. Zout

19. Tomatenpuree

20. Spijsolie

21. Knoflook

22. Havermout

23. Verse aardappelen

24. Zoutvlees

25. Rode uien

26. Witte uien

27. Bruine en witte bonen

28. Gele- en groene erwten

29. Bananen, aardvruchten, wortels en knollen

30. Specerijen bestemd voor de bereiding van massala

31. Padi, rijst en rijstprodukten

32. Eieren; 33. Lucifers

34. Muskietenkaars

35. Tandpasta

36. Toiletpapier

37. Badzeep

38. Huishoudzeep / Poederzeep

39. Babyvoeding

40. Maandverband en tampons

41. Luiers en inlegluiers

42. Desinfecterende middelen

43. Medicijnen, verbandmiddelen, medische toestellen en apparaten en optische brillenglazen, brillenmonturen, ruw glas voor de vervaardiging van brillenglazen en röntgenfilms

44. Dieselolie

45. Water (geleverd door SWM en het Ministerie van NH)

46. Elektrische energie en kookgas

47. Textiel voor de vervaardiging van klamboe’s

48. Lamp-petroleum

49. Voorbehoeds- en anticonceptiemiddelen

50. Leermiddelen, schoolbenodigdheden en schooluniform;

51. Kunstmeststoffen.

BIJLAGE 3, behorende bij de Wet Omzetbelasting 1997 (S.B. 1997 no. 83)6.

1. automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer met een cylinderinhoud van meer dan 2000 cm3 en met een cifwaarde van US$ 25.000, - of meer;

2. motorfietsen;

3. speedboten, waterscooters, jachten, sport- en andere pleziervaartuigen;

4. vaatafwasmachines;

5. videocamera’s;

6. vuurwerk;

7. gok- en speelautomaten;

8. televisie-toestellen boven 31 inch;

9. satelliet gerichte schotels en –antennes;

10. wapens, munitie, delen en toebehoren daarvan.

1 Gew. bij S.B. 1999 no. 33, S.B. 2002 no. 86. 2 Gew. bij S.B. 2002 no. 86. 3 Gew. bij S.B. 2002 no. 86. 4 Gew. bij S.B. 2002 no 86 en S.B. 2002 no. 114. 5 Gew. bij S.B. 2002 no. 86. 6 Ingev. bij S.B. 2002 no. 86.