Wet Staatsraad
WET van 20 december 1988, houdende regels betreffende de samenstelling en de bevoegdheden van de Staatsraad, gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen
Onderwerp
Staats en administratiefrechtelijk Gepubliceerd
20/12/1988 Staatsblad
S.B. 1988 no. 95 PDF
Wet Staatsraad
<< Terug naar overzicht
WET van 20 december 1988, houdende regels betreffende de samenstelling en de bevoegdheden van de Staatsraad (Wet Staatsraad) (S.B. 1988 no. 95), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1994 no. 93.
HOOFDSTUK 1
SAMENSTELLING
Artikel 11
1. De Staatsraad is, met de President als Voorzitter, samengestels uit ten hoogste vijftien leden, die – met inachtneming van het in artikel 2 bepaalde – door de President worden benoemd.
2. De zittingsduur van de Staatsraad, samengesteld op de in artikel 2 aangegeven wijze, eindigt uiterlijk negentig dagen na de dag waarop na gehouden algemene verkiezing De Nationale Assemblée in haar nieuwe samenstelling in vergadering bijeenkomt.
Artikel 22
1. De leden van de Staatsraad worden voor benoeming voorgedragen door:
a. de in De Nationale Assemblée vertegenwoordigende politieke organisaties;
b. de gezamenlijke vakbeweging;
c. de gezamenlijke werkgeversorganisaties.
2. Het aantal door elk der in lid 1 bedoelde en andere functionele groeperingen ter benoeming in de Staatsraad voor te dragen leden wordt telkens door de President vastgesteld, en wel uiterlijk zestig dagen na de dag waarop na gehouden algemene verkiezing De Nationale Assemblée in haar nieuwe samenstelling in vergadering bijeenkomt.
3. Alvorens het in lid 2 bedoelde aantal leden vast te stellen, pleegt de President overleg met De Nationale Assemblée.
4. De Staatsraad kan rechtsgeldig vergaderen, zodra ten minse vijf leden door de President zijn benoemd.
Artikel 3
1. Bij een tussentijdse vacature wordt door de functionele groepering, die eerder het lid had afgevaardigd, een voordracht tot benoeming gedaan binnen dertig dagen na door de President daartoe schriftelijk te zijn uitgenodigd.
1 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
2 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
2. Indien binnen deze termijn nog geen voordracht is gedaan, kan door de President – na overleg met ede betrokken groepering – ter vervulling van de vacature een vertegenwoordiger worden aangewezen.
Artikel 4
1. Om tot lid van de Staatsraad te kunnen worden benoemd, moet de persoon:
a. de Surinaamse nationaliteit bezitten;
b. de leeftijd van dertig jaren hebben bereikt;
c. niet uitgesloten zijn van het actief of het passief kiesrecht, als vermeld in artikel 58 van de Grondwet.
2. Voorafgaand aan zijn benoeming moet de betrokkene ten minste drie jaren woonplaats en hoofd- of verblijf in Suriname hebben gehad.
Artikel 5
1. Bloed- of aanverwantschap tot en met de tweede graad of huwelijk mag niet bestaan tussen de President en de leden van de Staatsraad noch tussen de leden onderling.
2. Wanneer leden van de Staatsraad na hun benoeming onderling in een in het vorig lid verboden betrekking komen te verkeren, wordt door de President – na overleg met de betrokken groepering(en) – beslist, wie als lid zal worden gehandhaafd.
Artikel 6
1. Het lidmaatschap van de Staatsraadis onverenigbaar met:
a. het lidmaatschap van een Volksvertegenwoordigend lichaam, als in artikel 52 lid 2 van de Grondwet bedoeld;
b. het ambt van Minister of Onderminister;
c. het lidmaatschap van de Rechterlijke Macht, als in artikel 133 lid1 van de Grondwet bedoeld;
d. het lidmaatschap van het Constitutioneel Hof;
e. het lidmaatschap van de Rekenkamer.
2. Bij staatsbesluit kunnen andere ambten worden aangewezen, waarmee het lidmaatschap van de Staatsraad onverenigbaar is.
Artikel 7
1. Aan de leden van de Staatsraad wordt door de President ontslag verleend:
a. op eigen verzoek;
b. op met redenen omkleed verzoek van de functionele groepering, door welke het lid eerder voor benoeming was voorgedragen.
2. Aan een lid van de Staatsraad wordt door de President eveneens ontslag verleend:
a. wanneer hij onder curatele isgesteld;
b. bij aanhoudende zielsgebreken;
c. wanneer hij wegens misdrijf is veroordeeld bij een onherroepelijke gevangenisstraf;
d. wanneer hij in staat van faillissement is gesteld;
e. wanneer hij surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.
3. Aan een lid van de Staatsraad kan door de President, gehoord de Staatsraad, ontslag worden verleend:
a. bij afwezigheid gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf maanden;
b. wegens ernstig wangedrag of onzedelijkheid of bij gebleken voortdurende achteloosheid in de waarneming van zijn ambt.
Artikel 83
Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de leden van de Staatsraad in handen van de President de in artikel 114 van de Grondwet voorgeschreven eed of verklaring en belofte af.
Artikel 94
1. De Staatsraad kiest uit zijn midden een Vice-Voorzitter, die als zodanig door de President wordt benoemd.
2. Op voordracht van de Staatsraad wordt door de President een Secretaris benoemd.
3. Alvorens zijn functie te aanvaarden, legt de Secretaris van de Staatsraad in handen van de Vice-Voorzitter de volgende eed of verklaring en belofte af:
“Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of onder welk voorwensel dan ook, om tot Secretaris van de Staatsraad te worden benoemd, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd noch zal geven of beloven.
Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.
Ik zweer (beloof), dat ik mijn betrekking van Secretaris van de Staatsraad te goeder trouw en met de meeste nauwgezetheid zal waarnemen, en dat ik de instructie voor de Secretaris van de Staatsraad gemaakt, stippelijk in acht zal nemen, en het Reglement van Orde, zoverre het mij betreft, zorgvuldig zal opvolgen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik)”.
3 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
4 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
HOOFDSTUK II
BEVOEGDHEDEN
Artikel 105
De Staatsraad oefent, naast de bevoegdheden in artikel 115 van de Grondwet genoemd, de bevoegdheden uit die hem bij deze wet zijn toegekend.
Artikel 11
1. De President hoort de Staatsraad omtrent:
a. wetsontwerpen, ter goedkeuring aan De Nationale Assemblée worden aangeboden;
b. overeenkomsten met andere mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties, welke ter goedkeuring aan De Nationale Assemblée worden voorgelegd;
c. ontwerpen van uit te vaardigen staatsbesluiten.
2. Voorts hoort de President de Staatsraad met betrekking tot andere aangelegenheden, waaromtrent hij zulks nodig of wenselijk oordeelt.
Artikel 126
Vervallen.
Artikel 137
Vervallen.
Artikel 148
1. De Staatsraad is gehouden van zijn gevoelen, indien dit van hem wordt verlangd, schriftelijk aan de President mededeling te doen.
2. Indien binnen dertig dagen na de schriftelijke aanbieding door de President aan de Staatsraad van een ontwerp-wet of –staatsbesluit of van een overeenkomst als in artikel 11 lid 1 sub b bedoeld, door de Staatsraad geen advies ter zake is uitgebracht, wordt aangenomen, dat het ontwerp of de overeenkomst geen aanleiding tot aanmerkingen heeft gegeven.
5 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
6 Vervallen bij S.B. 1994 no. 93.
7 Vervallen bij S.B. 1994 no. 93.
8 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
Artikel 159
Vervallen..
Artikel 1610
1. Besluiten van de Staatsraad worden genomen bij gewone meerderheid van het aantal ter vergadering uitgebrachte stemmen.
2. Over zaken wordt mondeling, over personen met gesloten briefjes gestemd.
3. Bij staken van stemmen beslist de President.
Artikel l711
Vervallen.
Artikel 18
1. Een lid van de Staatsraad kan zich het recht tot het uitbrengen van een afzonderlijk met redenen omkleed advies voorbehouden, indien zijn mening van die van de meerderheid van de Staatsraad afwijkt.
2. Het afwijkend advies wordt gevoegd bij het schriftelijk aan de President uit te brengen advies van de Staatsraad.
Artikel 19
1. De President kan deskundigen oproepen, teneinde in een vergadering van de Staatsraad voorlichting te geven of van advies te dienen, telkens wanneer hij of de Staatsraad zulks nodig of wenselijk acht.
2. Artikel 20 is hierbij van overeenkomstge toepassing.
Artikel 20
1. De leden van de Staatsraad zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij tijdens een beraadslaging van de Staatsraad hebben gezegd of schriftelijk aan de Staatsraad hebben overgelegd.
2. Zij nemen de geheimhouding in acht, opgelegd door de President of aanbevolen door de Minister wie de betreffende zaak aangaat, dan wel wanneer de meederheid van de aan de beraadslaging deelnemende leden van de Staatsraad daartoe besluit.
9 Vervallen bij S.B. 1994 no. 93.
10 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
11 Vervallen bij S.B. 1994 no. 93.
Artikel 2112
1. De Staatsraad keurt zijn Reglement van Orde, waarin nadere regels met betrekking tot de werkwijze van de Staatsaraad zijn neergelegd, goed.
2. Het goedgekeurde Reglement van Orde wordt bij statsbesluit vastgelegd en in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 22
1. De aan de Vice-Voorzitter en de overige leden van de Staatsraad toe te kennen renumeratie, alsmede vergoeding van in het belang van een goede taakvervulling van de Staatsraad gemaakte kosten, wordt bij Staatsbesluit vastgesteld.
2. Eveeens bij staatsbesluit wordt het salaris van de Secretaris van de Staatsraad vastgesteld; overigens is zijn rechtspositie aan die van ambtenaren gelijkgesteld.
Artikel 23
Onverminderd de bepalingen van deze wet, waarin een staatsbesluit is voorgeschreven, kunnen omtrent de in deze wet geregelde onderwerpen nadere regels bij staatsbesluit worden vastgesteld.
Artikel 24
Overal waar in van kracht zijnde wetten of decreten is bepaald, dat de “Raad van Advies” of het “Adviescollege” wordt gehoord, moet daarvoor in de plaats “de Staatsraad” worden gelezen.
Artikel 2513
Vervallen.
Artikel 2614
1. Deze wet, die als “Wet Staatsraad” kan worden aangehaald, wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.
2. Zij treedt in werking met ingang van een door de President te bepalen tijdstip in werking.
12 Gew. bij S.B. 1994 no. 93.
13 Vervallen bij S.B. 1994 no. 93.
14 Gew. bij S.B. 1994 no. 93; I.w.t. 1 januari 1989 (S.B. 1988 no. 96).