Wet op Stichtingen


<< Terug naar overzicht

WET van 19 juli 1968, houdende wettelijke regeling van stichtingen (G.B. 1968 no. 74), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1970 no. 81, S.B. 1983 no. 1.
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1. Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon, die geen leden kent en die beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een bepaald doel te verwezenlijken.
2. Indien de statuten een of meer personen de bevoegdheid geven in de vervulling van ledige plaatsen in organen van de stichting te voorzien, wordt zij niet uit dien hoofde aangemerkt leden te kennen.
3. Het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen, die deel uitmaken van haar organen, noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben.
4. Mocht een Stichting leden kennen, mocht haar vermogen ten enenmale onvoldoende zijn voor de verwezenlijking van haar doel en de mogelijkheid, dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk zijn of mocht zij een met het vorig lid strijdig doel hebben, dan blijft zij desniettemin als Stichting bestaan, totdat zij door een rechterlijke uitspraak of uit andere hoofde is ontbonden.

Artikel 2

1. De stichting, strijdig met de openbare orde, is verboden.
2. Met de openbare orde wordt strijdig geacht elke stichting, welke ten doel heeft of welker feitelijke werkzaamheid is gericht op:
a. ongehoorzaamheid aan of overtreding van een in Suriname geldige wettelijke regeling, als omschreven in artikel 2 van de Staatsregeling van Suriname;
b. aanranding of bederf der goede zeden;
c. stoornis in de uitoefening der rechten, van wie het ook zij.
3. De kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, kan op vordering van het Openbaar Ministerie bij beschikking verklaren, dat een stichting verboden is, als strijdig met de openbare orde.
4. Een verboden stichting is nietig. Nochthans worden door derden te goeder trouw verkregen rechten erkend, tenzij uit de statuten blijkt, dat de stichting verboden is.

Artikel 3-1

1. Een stichting moet onder de levenden worden opgericht bij notariële akte tenzij de Staat de oprichter of mede-oprichter is en na dode bij openbare uiterste wil; bij een andere uiterste wil opgericht, wordt de beschikking aangemerkt als een aan de erfgenaam opgelegde last om de stichting in het leven te roepen, in welk geval het Openbaar Ministerie een vordering tot nakoming van de last tegen de erfgenaam heeft.
2. De akte, waarbij een stichting wordt opgericht, moet haar statuten bevatten, benevens een aanwijzing van de zaken, die tot haar kapitaal worden bestemd.
3. De statuten moeten inhouden:
a. de naam der stichting, met het woord stichting als deel van de naam;
b. het doel der stichting;
c. het aantal en de wijze van benoeming der bestuurders.
4. Wanneer aan de in de vorige leden van dit artikel gestelde vereisten is voldaan, is een stichting in het leven geroepen.

Artikel 4

1. Een stichting is gevestigd in het district in Suriname met aanduiding van de plaats in dit district, die in de statuten als plaats van vestiging is aangewezen.
2. Bij gebreke van een zodanige aanwijzing is de stichting gevestigd in het district met aanduiding van de plaats, waar de notaris, voor wie de akte is verleden, ten tijde van het passeren der akte zijn standplaats had.

Artikel 5

Een stichting verkrijgt de zaken, die bij de oprichtingsakte voor het doel van de stichting zijn bestemd:
a. wanneer de stichting bij akte onder de levenden is opgericht: door levering;
b. wanneer de stichting bij een openbare uiterste wil is opgericht en de erflater zijn gehele vermogen of een evenredig deel daarvan aan de stichting heeft vermaakt: door het enkele feit van het overlijden van de erflater;
c. wanneer de stichting bij een openbare uiterste wil is opgericht en de erflater bepaalde zaken uit zijn vermogen of slechts naar de soort bepaalde zaken tot kapitaal heeft bestemd: door levering.

HOOFDSTUK II

BESTUUR

Artikel 6

1. Het bestuur is, voor zover daaromtrent bij de statuten niet anders is bepaald, gerechtigd om in naam van de stichting te handelen en in rechte op te treden.

2. Telkens, wanneer het door de statuten voorgeschreven aantal bestuursleden geheel of gedeeltelijk onbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien, kan de kantonrechter binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het Openbaar Ministerie, in de vervulling van de ledige plaats voorzien, waarbij hij zoveel mogelijk de statuten in acht neemt.

Artikel 7

1. Het Openbaar Ministerie is, bij ernstige twijfel, of deze wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd, dan wel het beheer naar behoren wordt gevoerd, bevoegd aan het bestuur inlichtingen te verzoeken.
2. Bij niet- of niet-behoorlijke voldoening aan het verzoek kan de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, desgevorderd, bevelen, dat aan het Openbaar Ministerie inzage van boeken en bescheiden der stichting wordt gegeven en de waarden der stichting worden getoond.

Artikel 8

1. Op vordering van het Openbaar Ministerie of op verzoek van iedere belanghebbende, kan door de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, een bestuurder worden ontslagen, indien deze:
a. iets doet of nalaat in strijd met de bepalingen van deze wet of van de statuten dan wel zich schuldig maakt aan wanbeheer, of
b. niet of niet behoorlijk voldoet aan een door genoemde kantonrechter, ingevolge het vorig artikel, gegeven bevel.
2. De kantonrechter kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het beheer treffen en de bestuurder schorsen.
3. Een door de kantonrechter ontslagen bestuurder van een stichting kan gedurende vijf jaren na het ontslag geen bestuurder van de stichting worden.

HOOFDSTUK III

OPENBAAR REGISTER

Artikel 9

1. Het bestuur draagt zorg:
a. dat de naam der stichting, benevens de naam, de voornamen en de woonplaats of laatste woonplaats van de oprichter of oprichters en de naam, de voornamen en de woonplaats der bestuursleden, in een daartoe bestemd openbaar stichtingenregister worden ingeschreven;
b. dat een door hem gewaarmerkt exemplaar der statuten ter plaatse, waar dit openbaar stichtingenregister wordt gehouden, ter openbare raadpleging wordt gedeponeerd.
2. Gelijke inschrijving en deponering moeten in geval van wijziging in de persoon van de bestuurders of in de bepalingen der statuten geschieden.

Artikel 10

1. Zolang de eerste inschrijving en deponering niet zijn geschied, zijn naast de stichting de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor hun handelingen, ten name van de stichting verricht. Latere veranderingen in de personen der bestuurders of in de bepalingen der statuten kunnen, wanneer zij niet zijn ingeschreven of gedeponeerd, niet aan derden, die daarvan onkundig zijn gebleven, worden tegengeworpen.
2. Een ieder, te wiens aanzien hetgeen in het register is ingeschreven onvolledig of onjuist is, zowel als het Openbaar Ministerie kan zich wenden tot de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, met het verzoek dan wel de vordering, al naar de omstandigheden, doorhaling, aanvulling of wijziging van het ingeschrevene te gelasten.
3. Alles wat verder het register betreft, het opbergen en bewaren der gedeponeerde statuten, het ter inzage geven en het geven van afschriften of uittreksels, alsmede de voor een en ander te berekenen kosten, worden nader bij staatsbesluit geregeld.

Artikel 11

1. In kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken, inhoudende nietigheid van de stichting, doorhaling, aanvulling of wijziging van het in het register ingeschrevene, wijziging van de statuten van de stichting, wijziging van of voorziening in het bestuur, nietigverklaring van een wijziging van de statuten, ontbinding van de stichting, een verklaring, als bedoeld in artikel 15 lid 2, een machtiging tot omzetting van de stichting in een naamloze vennootschap of vereniging, of een beschikking bij voorraad als bedoeld in artikel 25, worden door de zorg van de griffier van het kantongerecht, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, in het in artikel 9 lid 1 genoemde register ingeschreven. Zolang de inschrijving niet is geschied, werken de uitspraken niet tegen derden, die met de stichting hebben gehandeld, tenzij zij met de inhoud der uitspraak bekend waren of hadden behoren te zijn.
2. De inschrijving van de ontbinding van een stichting geschiedt door de zorg van het bestuur in het geval bedoeld in artikel 15 lid 1 onder a, voor zover in dat geval geen beschikking door de rechter is gegeven, en door de zorg van de curator in het geval bedoeld in artikel 15 lid 1 onder b. Het aan het slot van het vorig lid bepaalde is daarbij van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV

STATUTENWIJZIGING

Artikel 12-2

1 Behoudens het in de artikelen 13 en 14 leden 1 en 3 bepaalde, kunnen de statuten van de stichting slechts worden gewijzigd, indien zij zelf daartoe de mogelijkheid openen.
2. De wijziging moet bij notariële akte tot stand komen, tenzij de Staat de oprichter of mede-oprichter van de stichting is..

Artikel 13-3

1. Indien ongewijzigde handhaving van de statuten zou leiden tot gevolgen, die bij de oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild, en de statuten in de mogelijkheid van wijziging niet voorzien of zij, die tot wijziging de bevoegdheid hebben, zulks nalaten, kan de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, op verzoek van een oprichter of van het bestuur of op vordering van het Openbaar Ministerie, de statuten wijzigen.
2. De kantonrechter wijkt daarbij zo min mogelijk van de bestaande statuten af. Met inachtneming van het vorenstaande is de kantonrechter bevoegd, zo nodig, de statuten op andere wijze te wijzigen dan is verzocht of gevorderd.

Artikel 14-4

1. Wijziging van statuten door de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, overeenkomstig het vorig artikel, is ook toegelaten om ontbinding van een stichting op een grond, als vermeld in artikel 16 lid 1 onder a, b of c, te voorkomen.
2. Indien een wijziging der statuten ten gevolge heeft, dat de stichting op een grond, als vermeld in artikel 16 lid 1 onder a, b, c of d, kan worden ontbonden, verklaart de kan-tonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het Openbaar Ministerie, die wijziging nietig.
3. De kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, kan in een geding, waarin ontbinding van een stichting op een grond, als vermeld in artikel 16 lid 1 onder a, b of c wordt verzocht of gevorderd, in plaats van de stichting te ontbinden, de statuten wijzigen, dan wel de statutenwijziging, waardoor de grond tot ontbinding is ontstaan, nietig verklaren.
4. Een krachtens dit artikel gegeven rechterlijke beschikking is voor en tegen een ieder van kracht.

HOOFDSTUK V

ONTBINDING

Artikel 15

1. Een stichting wordt ontbonden:
a. in de gevallen in de statuten bepaald;
b. door insolventie, nadat de stichting in staat van faillissement is verklaard;
c. door een rechterlijke beschikking overeenkomstig het volgende artikel. 3 Gew. bij G.B. 1970 no. 81. 4 Gew. bij G.B. 1970 no. 81.
2. De kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, verklaart op verzoek van het bestuur of van iedere belanghebbende of op vordering van het Openbaar Ministerie, dat een stichting overeenkomstig het in het vorig lid onder a bepaalde is ontbonden. De rechterlijke beschikking is voor en tegen een ieder van kracht.

Artikel 16

1. Een stichting wordt door een beschikking van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, ontbonden:
a. indien de stichting een met artikel 1 lid 3 strijdig doel heeft;
b. indien de stichting leden kent;
c. indien het vermogen van de stichting ten enenmale onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel en de mogelijkheid, dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk is;
d. indien het doel van de stichting is bereikt of niet meer kan worden bereikt.
2 . De beschikking wordt gegeven op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het Openbaar Ministerie dan wel ambtshalve, tegelijk met de afwijzing van een verzoek of vordering als bedoeld in artikel 13.
3. Een krachtens dit artikel gegeven rechterlijke beschikking is voor en tegen een ieder van kracht.

Artikel 17

1. Indien een stichting op een grond, als vermeld in artikel 16 lid 1 onder a, b of c door de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, wordt ontbonden, kan genoemde kantonrechter tevens bepalen, dat gedurende een door hem vastgestelde termijn de ontbinding geen gevolg heeft en dat gedurende die termijn ongedaan kan worden gemaakt, wanneer de stichting met overeenkomstige toepassing van artikel 21 in een naamloze vennootschap of vereniging wordt omgezet.
2. In de in het vorig lid bedoelde gevallen is het bepaalde in artikel 22 mede van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VI

VEREFFENING

Artikel 18

1. Een stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van haar zaken nodig is.
2. Bij een besluit van het bestuur, waarbij een stichting wordt ontbonden, kunnen tevens de vereffenaars worden aangewezen. Zijn noch bij een zodanig besluit, noch door de statuten der stichting vereffenaars aangewezen, dan treedt het bestuur der stichting als zodanig op.
3. Wordt een stichting door een rechterlijke beschikking ontbonden, dan worden bij deze beschikking tevens de vereffenaars aangewezen.
4. In geval van ontbinding door insolventie, nadat de stichting in staat van faillissement is verklaard, geschiedt de vereffening door de curator.

Artikel 19

1. Voor zover in deze wet niet anders is bepaald, geschiedt de vereffening op overeenkomstige wijze als voor de vereffening van onbeheerde nalatenschappen is voorgeschreven.
2. Een na de vereffening overblijvend batig saldo wordt besteed zoals de statuten aangeven. Zwijgen de statuten dienaangaande, dan vervalt het batig saldo aan het Land, dat het zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van de stichting besteedt.

HOOFDSTUK VII

OMZETTING

Artikel 20

1. Indien het bestuur van een stichting de mogelijkheid aanwezig acht, dat de stichting kan worden ontbonden op een grond, als vermeld in artikel 16 lid 1 onder a, b of c, dan kan het bestuur aan de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, machtiging verzoeken om de stichting binnen een door hem te bepalen termijn om te zetten in een naamloze vennootschap of vereniging.
2. Bij toewijzing van het verzoek zijn de artikelen 21 en 22 van toepassing en is binnen de door de kantonrechter bepaalde termijn, en in geval van omzetting ook daarna, op de aangevoerde grond ontbinding van de stichting niet mogelijk.

Artikel 21

1. Ligt de grond tot ontbinding van de stichting hierin, dat zij een met artikel 1 lid 3 strijdig doel heeft, dan kan zij bij besluit van het bestuur, met gewone meerderheid genomen, worden omgezet in een naamloze vennootschap, mits van dat besluit een notariële akte wordt opgemaakt en binnen de door de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, bepaalde termijn een verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in artikel 38 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, is verkregen.
Op overeenkomstige wijze is een beperkte, aan het doel van de stichting aangepaste omzetting mogelijk, indien de grond hierin ligt, dat haar doel slechts ten dele met artikel 1 lid 3 strijdig is.
2. Ligt de grond tot ontbinding van de stichting hierin, dat zij leden kent of dat haar vermogen ten enenmale onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel en de mogelijkheid, dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk is, dan kan de stichting bij besluit van het bestuur, met gewone meerderheid genomen, worden omgezet in een vereniging met rechtspersoonlijkheid, mits binnen de door de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, bepaalde termijn op de akte van omzetting een goedkeuring, als bedoeld in artikel 1666 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek, is verkregen.
3. Ligt de grond tot ontbinding van de stichting hierin, dat zij leden kent en de bevordering van de stoffelijke belangen der leden ten doel heeft, dan kan de stichting bij besluit van het bestuur, met gewone meerderheid genomen, worden omgezet in een coöperatieve vereniging, mits binnen de door de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, bepaalde termijn van de omzetting een notariële akte. overeenkomstig de "Wet Coöperatieve Verenigingen 1944", wordt opgemaakt.

Artikel 22

1. Een omzetting krachtens het vorig artikel doet de activa en de passiva van de stichting op de naamloze vennootschap onderscheidenlijk de vereniging overgaan. In geval van een beperkte omzetting, als bedoeld in artikel 21 lid 1, gaan de activa van de stichting, welke in de in dat lid bedoelde akte voor overgang op de naamloze vennootschap over en zijn voor de passiva van de stichting ten tijde van de omzetting de stichting en de naamloze vennootschap hoofdelijk verbonden.
2. Ter zake van een omzetting, als bedoeld in het vorig lid, is geen zegelrecht op de overdracht van roerende en onroerende goederen verschuldigd. De Minister van Financiën kan onder door hem te stellen voorwaarden bepalen, dat ter zake van een omzetting, als bedoeld in artikel 21 lid 1, de heffing van andere belastingen achterwege blijft.
3. Gedurende tien jaren na de omzetting is een besluit tot ontbinding der rechtspersoon slechts geldig, wanneer de bestemming van het batig saldo der vereffening door de Minister van Justitie en Politie is goedgekeurd.

HOOFDSTUK VIII

PROCESSUELE BEPALINGEN

Artikel 23

1. De kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, beslist niet ingevolge deze wet, dan na verhoor van het Openbaar Ministerie, na verhoor of behoorlijke oproeping van het bestuur der stichting en, voor zover hij dit gewenst oordeelt, van belanghebbenden.
2. Hij bepaalt zowel de wijze van oproeping als de in acht te nemen termijnen. De beschikking van de rechter is op straffe van nietigheid met redenen omkleed.

Artikel 24

1. Het Openbaar Ministerie, ieder lid van het bestuur en iedere belanghebbende kan in hoger beroep komen van de beschikkingen, ingevolge deze wet gegeven. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de beschikking. Op het hoger beroep vinden de bepalingen van het vorig artikel overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van hetgeen in het vorig lid is bepaald, staat tegen een krachtens artikel 7 lid 2 gegeven beschikking van de kantonrechter geen hoger beroep open.

Artikel 25

Hangende een geding, waarin het uitspreken van de nietigheid of ontbinding van een stichting verzocht of gevorderd wordt, kan aan het bestuur der stichting de bevoegdheid tot het verrichten van rechtshandelingen bij voorraad worden ontzegd.

HOOFDSTUK IX

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

1. De bepalingen van deze wet zijn, voor zover hieronder niet anders is bepaald, mede van toepassing op rechtspersonen, die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet als stichting optreden.
2. Artikel 10 lid 1 vindt op bestuurders van op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet als stichting optredende rechtspersonen slechts toepassing ten aanzien van handelingen, die door hen meer dan vijf jaren na het in werking treden van deze wet worden verricht.

Artikel 27

1. Ontbreekt een stichtingsakte of voldoet deze niet aan de in artikel 3 gestelde vereisten, dan is het bestuur verplicht alsnog een notariële akte te doen verlijden, die aan de vereisten van artikel 3 leden 2 en 3 voldoet en een authentiek afschrift van deze akte ter openbare raadpleging te deponeren ter plaatse, waar het in artikel 9 lid 1 bedoelde register wordt gehouden.
2. De bestuurders zijn, naast de als stichting optredende rechtspersoon, hoofdelijk aansprakelijk voor de handelingen, welke zij te haren name hebben verricht, nadat drie jaren sedert het in werking treden van deze wet zijn verstreken en voordat aan het eerste lid is voldaan.

Artikel 28

1. Laat het bestuur na een akte overeenkomstig het vorig artikel te doen verlijden, dan behoudt de als stichting optredende rechtspersoon niettemin haar rechtspersoonlijkheid, doch kan zij op vordering van het Openbaar Ministerie door een beschikking van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de stichting is gevestigd, worden ontbonden, nadat vijf jaren sedert het in werking treden van deze wet zijn verstreken.
2. Gedurende vijf jaren na het in werking treden van deze wet kan de rechter niet de ontbinding van een op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet als stichting optredende rechtspersoon uitspreken op een in artikel 16 lid 1 onder a, b of c omschreven grond.

Artikel 29

1. Een op het tijdstip van het in werking treden van deze wet als stichting optredende rechtspersoon, welker doel strijdig is met artikel 1 lid 3, kan bij besluit van het bestuur, met gewone meerderheid genomen, worden omgezet in een naamloze vennootschap, mits van dat besluit een notariële akte wordt opgemaakt en binnen de genoemde termijn van vijf jaren een verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in artikel 38 van het Surinaams Wetboek van Koophandel, is verkregen. Voor een dergelijke rechtspersoon, welker doel slechts ten dele strijdig is met artikel 1 lid 3, is op overeenkomstige wijze een beperkte, aan dat doel aangepaste omzetting mogelijk.
2. Heeft een op het tijdstip van het in werking treden van deze wet als stichting optredende rechtspersoon een niet met artikel 1 lid 3 strijdig doel, doch kent zij leden of is haar vermogen ten enenmale onvoldoende voor de verwezenlijking van haar doel en de mogelijkheid, dat een voldoend vermogen door bijdragen of op andere wijze in afzienbare tijd zal worden verkregen, in hoge mate onwaarschijnlijk, dan kan zij bij besluit van het bestuur, met gewone meerderheid genomen, worden omgezet in een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging, mits binnen de genoemde termijn van vijf jaren op de akte van omzetting een goedkeuring, als bedoeld in artikel 1666 Surinaams Burgerlijk Wetboek, is verkregen.
3. Een op het tijdstip van het in werking treden van deze wet als stichting optredende rechtspersoon, die leden kent en de bevordering van de stoffelijke belangen der leden ten doel heeft, kan bij besluit van het bestuur, met gewone meerderheid genomen, worden omgezet in een coöperatieve vereniging, mits van dat besluit binnen de genoemde termijn van vijf jaren een notariële akte, overeenkomstig de "Wet Coöperatieve Vereniging 1944", wordt opgemaakt.

Artikel 30

1. Een omzetting krachtens het vorig artikel doet de activa en de passiva van de stichting op de naamloze vennootschap onderscheidenlijk de vereniging overgaan. In geval van een beperkte omzetting, als bedoeld in artikel 20 lid 1, gaan de activa van de stichting, welke in de in dat lid bedoelde akte voor overgang op de naamloze vennootschap zijn aangewezen, op de naamloze vennootschap over en zijn voor de passiva van de stichting ten tijde van de omzetting de stichting en de naamloze vennootschap hoofdelijk verbonden.
2. Ter zake van een omzetting, als bedoeld in het vorig lid, is geen zegelrecht op de overdracht van roerende en onroerende goederen verschuldigd. De Minister van Financiën kan onder door hem te stellen voorwaarden bepalen, dat ter zake van een omzetting, als bedoeld is in artikel 29 lid 1, de heffing van andere belastingen achterwege blijft.
3. Gedurende tien jaren na de omzetting is een besluit tot ontbinding der rechtspersoon slechts geldig, wanneer de bestemming van het batig saldo der vereffening door de Minister van Justitie en Politie is goedgekeurd.
Artikel 315
Deze wet, die als "Wet op Stichtingen" kan worden aangehaald, treedt in werking op een door de President te bepalen tijdstip. 5 Gew. en vernummerd bij G.B. 1970 no. 81; I.w.t. 1 januari 1972 (G.B. 1971 no. 172).

1 Gew. bij S.B. 1983 no. 1.
2 Gew. bij S.B. 1983 no. 1.

WET van 22 maart 1913, houdende nieuwe regeling van het auteursrecht (G.B. 1913 no. 15), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1915 no. 78, G.B. 1946 no. 2, G.B. 1946 no. 77, G.B. 1959 no. 76, S.B. 1980 no. 116, S.B. 1981 no. 23.

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

§ 1

DE AARD VAN HET AUTEURSRECHT

Artikel 1

Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij wet gesteld.

Artikel 2

Het auteursrecht wordt beschouwd als een roerende zaak. Het gaat over bij erfopvolging en is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Gehele of gedeeltelijke overdracht van het auteursrecht kan niet anders geschieden dan door middel van een authentieke of onderhandse akte. Zij omvat alleen die bevoegdheden, waarvan de overdracht in de akte is vermeld of uit aard en strekking van de gesloten overeenkomst noodzakelijk voortvloeit.
Het auteursrecht, hetwelk toekomt aan de maker van het werk, zomede, na het overlijden van de makers, het auteursrecht op niet openbaar gemaakte werken, hetwelk toekomt aan degene, die het als erfgenaam of legataris van de maker verkregen heeft, is niet vatbaar voor beslag.

§ 2

DE MAKER VAN HET WERK

Artikel 3-1

Vervallen.

Artikel 4-2

Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor de maker gehouden hij die op of in het werk als zodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk een aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt.
Wordt bij het houden van een niet in druk verschenen mondelinge voordracht geen mededeling omtrent de maker gedaan, dan wordt, behoudens bewijs van het tegendeel voor de maker, gehouden hij die de mondelinge voordracht houdt.

Artikel 5

Van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, hetwelk bestaat uit afzonderlijke werken van twee of meer personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder werk afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene, onder wiens leiding en toezicht het ganse werk is tot stand gebracht, of bij gebreke van die, degene, die de verschillende werken verza-meld heeft.
Als inbreuk op het auteursrecht op het ganse werk wordt beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van enig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteursrecht bestaat, door een ander dan de maker daarvan of diens rechtverkrijgenden.
Is zulk een afzonderlijk werk niet te voren openbaar gemaakt, dan wordt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als inbreuk op het auteursrecht op het ganse werk beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van dat afzonderlijk werk door de maker daarvan of diens rechtverkrijgenden, indien daarbij niet het werk vermeld wordt, waarvan het deel uitmaakt.

Artikel 6

Indien een werk is tot stand gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt.

Artikel 7

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst dan wordt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

Artikel 8

Indien een openbare instelling, een vereniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.

Artikel 9

Indien op of in enig in druk verschenen werk de maker niet, of niet met zijn ware naam, is vermeld, kan tegenover derden het auteursrecht ten behoeve van de rechthebbende worden uitgeoefend voor degene, die op of in dat werk als de uitgever ervan is aangeduid, of bij gebreke van zodanige aanduiding, door degene, die op of in het werk als de drukker ervan is vermeld.

§ 3

DE WERKEN, WAAROP AUTEURSRECHT BESTAAT

Artikel 10-3

Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst verstaat deze wet:
1°. boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en alle andere geschriften;
2°. toneelwerken en dramatisch-muzikale werken;
3°. mondelinge voordrachten;
4°. choregrafische werken en pantomimes, welker wijze van opvoering bij geschrift of anderszins is vastgesteld;
5°. muziekwerken met of zonder woorden;
6°. teken-, schilder-, bouw- en beeldhouwwerken, lithografieën, graveer- en andere plaatwerken;
7°. aardrijkskundige kaarten;
8°. ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen;
9°. fotografische en kinematografische werken en werken, volgens gelijksoortige werkwijzen vervaardigd;
10°. werken van toegepaste kunst;
en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welke vorm het ook verveelvoudigd kan worden.
Vertalingen, muziekschikkingen, verfilmingen, bewerkingen en andere verveelvoudigingen in gewijzigde vorm van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, zomede verzamelingen van verschillende werken, worden, onverminderd het auteursrecht op het oorspronkelijk werk als zelfstandige werken beschermd.

Artikel 11

Er bestaat geen auteursrecht op algemene verordeningen als bedoeld bij artikel 2 van de Surinaamse Staatsregeling, door de openbare macht uitgevaardigd, noch op rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen.
HET OPENBAAR MAKEN

Artikel 12-5

Onder de openbaarmaking van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan:
1°. de openbaarmaking van een verveelvoudiging van het geheel of een gedeelte van het werk;
2°. de verbreiding van het geheel of een gedeelte van het werk of van een verveelvoudiging daarvan, zolang het niet in druk verschenen is;
3°. de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar van het geheel of een gedeelte van het werk of van een verveelvoudiging daarvan;
4°. de openbaarmaking van het door een ander, al of niet per draad, uitgezonden werk.
Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt mede verstaan een in besloten kring, welke tegen betaling toegankelijk is, ook al geschiedt die betaling door de voldoening van een contributie of op andere wijze. Hetzelfde geldt van een tentoonstelling in het openbaar. 4 Gew. bij G.B. 1959 no. 76; Surinaamse Staatsregeling ingetrokken bij G.B. 1975 no. 170. 5 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.

§ 5

HET VERVEELVOUDIGEN

Artikel 13-6

Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking, de verfilming of toneelbewerking en in het algemeen iedere gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.

Artikel 14-7

Onder het verveelvoudigen van een werk, dat door middel van het gehoor kan worden waargenomen, wordt mede verstaan het vervaardigen van voorwerpen, bestemd om het geheel of een gedeelte van het werk langs mechanische weg ten gehore te brengen.

§ 6

DE BEPERKINGEN VAN HET AUTEURSRECHT

Artikel 15-8

Als inbreuk op het auteursrecht wordt niet beschouwd het overnemen van in een nieuwsblad of tijdschrift verschenen artikelen, berichten of andere stukken, met uitzondering van romans en novellen, zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden door een ander nieuwsblad of tijdschrift, mits daarbij het nieuwsblad of tijdschrift waaruit is overgenomen op duidelijke wijze wordt vermeld, benevens de aanduiding van de maker, indien deze in de bron waaruit is overgenomen voorkomt, en tenzij het auteursrecht uitdrukkelijk is voorbehouden. Bij tijdschriften is het voldoende, indien dit voorbehoud in algemene bewoordingen aan het hoofd van het nummer voorkomt. Ten aanzien van artikelen, politieke geschilpunten betreffende, nieuwstijdingen en gemengde berichten kan een voorbehoud niet worden gemaakt.
De bevoegdheid tot overneming in het vorige lid bedoeld, bestaat ten aanzien van buitenlandse bladen en tijdschriften slechts, wanneer het geldt nieuwstijdingen, gemengde berichten of actuele artikelen over economie, politiek of godsdienst; de laatste zin van het vorige lid vindt daarbij met betrekking tot artikelen, welke politieke geschilpunten betreffende, geen toepassing.
De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing ten aanzien van het overnemen in een andere taal dan die van het oorspronkelijk artikel.

Artikel 15bis-9

Als inbreuk op het auteursrecht worden niet beschouwd korte aanhalingen van in een nieuwsblad of tijdschrift verschenen artikelen, zelfs niet in de vorm van persoverzichten, mits daarbij het nieuwsblad of tijdschrift, waaruit is aangehaald, op duidelijke wijze wordt vermeld, benevens de aanduiding van de maker, indien deze in de bron, waaruit is aangehaald, voorkomt. 6 Gew. bij G.B. 1959 no. 76. 7 Gew. bij G.B. 1959 no. 76. 8 Gew. bij G.B. 1946 no. 2, G.B. 1959 no. 76.

Artikel 15ter-10

Als inbreuk op het auteursrecht op een door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd verdere openbaarmaking of verveelvoudiging daarvan, tenzij het auteursrecht, hetzij in het algemeen bij een algemene verordening als bedoeld bij artikel 2 van de Surinaamse Staatsregeling, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op het werk zelf of bij de openbaarmaking daarvan uitdrukkelijk is voorbehouden.
Ook als een zodanig voorbehoud niet is gemaakt, behoudt de maker echter het uitsluitend recht, zijn werken, die door of vanwege de openbare macht zijn openbaar gemaakt, in een bundel verenigd te doen verschijnen.

Artikel 16-11

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd:
a. het geheel of gedeeltelijk, in de oorspronkelijke taal of vertaald, overnemen van reeds eerder uitgegeven werken in bloemlezingen en andere werken kennelijk bestemd voor het onderwijs of een ander wetenschappelijk doel, mits:
1º. van dezelfde maker niet meer worden overgenomen dan enkele korte gedeelten van zijn werken of enkele korte opstellen of gedichten, en waar het geldt werken als bedoeld bij artikel 10, eerste lid onder 6º, niet meer dan enkele van die werken en in zodanige verveelvoudiging, dat deze door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijke, met dien verstande, dat wanneer van deze werken twee of meer verenigd openbaar zijn gemaakt, die verveelvoudiging slechts ten aanzien van één daarvan geoorloofd is;
2º. de bepalingen van artikel 25 worden in acht genomen;
3º. bij het overgenomene het werk hetwelk of waaruit is overgenomen genoemd wordt, en de maker, voor zover deze op of in het werk is aangeduid, wordt vermeld;
4º. aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding wordt betaald.
b. het aanhalen van stukken uit reeds eerder openbaar gemaakte geschriften, in de oorspronkelijke taal of vertaald, of muziekwerken en het opnemen van verveelvoudigingen van reeds eerder openbaar gemaakte werken van beeldende kunst in het verband van de tekst van een aankondiging of beoordeling, of van een polemiek of wetenschappelijke verhandeling mits:
1º. aantal en omvang der aldus aangehaalde stukken of opgenomen verveelvoudigingen blijven binnen de grenzen van hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;
2º. de bepalingen van artikel 25 worden in acht genomen; en
3º. de maker, voor zover deze op of in het werk is aangeduid, wordt vermeld.
De President is bevoegd bij staatsbesluit nader te bepalen, wat in lid 1, sub a, onder 1º, is te verstaan onder "enkele korte gedeelten van zijn werken of enkele korte opstellen of gedichten", alsmede regelen te stellen omtrent een overeenkomstig lid 1, sub a, onder 4º, te betalen billijke vergoeding.
Van een in het openbaar gehouden mondelinge voordracht, welke niet reeds in druk is 10 Ingev. bij G.B. 1959 no. 76; Surinaamse Staatsregeling ingetrokken bij G.B. 1975 no. 170. 11 Gew. bij G.B. 1946 no. 2, G.B. 1959 no. 76.
verschenen, kan de zakelijke inhoud als verslag in een nieuwsblad of tijdschrift worden medegedeeld, mits daarbij vermeld wordt degene, die de voordracht gehouden heeft.

Artikel 16bis-12

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de opname, weergave en openbare mededeling van beperkte gedeelten daarvan in een foto-, film- of radioreportage, voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, noodzakelijk is.

Artikel 17

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik, en die, waar het geldt een werk, als bedoeld bij artikel 10, 6°, door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk.
Deze bepaling is niet van toepassing ten aanzien van het nabouwen van bouwwerken.

Artikel 17bis-13

Bij staatsbesluit kunnen in het algemeen belang regelen worden vastgesteld nopens de uitoefening van het recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst of van zijn rechtverkrijgenden met betrekking tot de openbaarmaking van zulk een werk door radio-uitzending van tekens, geluid of beelden, alsmede met betrekking tot de verdere verspreiding, al of niet per draad, van het aldus openbaar gemaakte werk. Dit staatsbesluit kan bepalen, dat zodanig werk mag worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden.
Zij die dientengevolge bevoegd zijn een werk openbaar te maken, zijn desniettemin verplicht de persoonlijkheidsrechten van de maker te eerbiedigen en aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding te betalen, welke bij gebreke van overeenstemming op vordering van de meest gerede partij door de rechter zal worden vastgesteld, die tevens het stellen van zekerheid kan bevelen.
Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vervaardiging en het in het verkeer brengen van voorwerpen, met uitzondering echter van cinematografische verveelvoudigingen, bestemd om het geheel of een gedeelte van een muziekwerk langs mechanische weg ten gehore te brengen, indien dergelijke voorwerpen van het onderhavige muziekwerk reeds eerder door of met toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden vervaardigd en in het verkeer gebracht zijn.

Artikel 17ter-14

Tenzij anders is overeengekomen, sluit de bevoegdheid tot openbaarmaking door radio-uitzending niet in de bevoegdheid het werk vast te leggen.
De radio-zendorganisatie, die bevoegd is tot openbaarmaking zoals in het eerste lid omschreven, is echter gerechtigd met haar eigen middelen en uitsluitend voor haar eigen radiouitzendingen het ter uitzending bestemde werk vast te leggen, mits het enige voorwerp, waarop de geluiden of beelden aldus zijn vastgelegd, wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt binnen 28 dagen na de eerste, met behulp daarvan verrichte radiouitzending en in ieder geval binnen een half jaar na de vervaardiging.
De radiozendorganisatie, die dientengevolge gerechtigd is tot vastlegging, is desniettemin verplicht de persoonlijkheidsrechten van de maker van het werk te eerbiedigen.
Bij staatsbesluit kan worden bepaald dat en onder welke voorwaarden aldus vervaardigde opnamen van uitzonderlijke documentaire waarde in officiële archieven mogen worden bewaard.

Artikel 18

Als inbreuk op het auteursrecht op een werk, als bedoeld bij artikel 10, 6°, hetwelk blijvend op of aan de openbare weg zichtbaar is gesteld, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, welke door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk en zich, wat bouwwerken betreft, tot het uitwendige daarvan bepaalt.

Artikel 19-15

Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveelvoudiging daarvan door, of ten behoeve van, de geportretteerde of, na diens overlijden, zijn nabestaanden.
Bevat een zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan staat die verveelvoudiging aan ieder hunner ten aanzien van andere portretten dan zijn eigen slechts vrij met toestemming van die andere personen of, gedurende tien jaren na hun overlijden, van hun nabestaanden.
Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het auteursrecht beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met toestemming van een der personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam van de makers, voor zover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.
Dit artikel is slechts van toepassing ten aanzien van portretten, welke vervaardigd zijn ingevolge een opdracht, door of vanwege de geportretteerde personen, of te hun behoeve aan de maker gegeven.

Artikel 20-16

Tenzij anders is overeengekomen is degene, wien het auteursrecht op een portret toekomt, niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van de geportretteerde of, gedurende tien jaren na diens overlijden, van diens nabestaanden.
Bevat een zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan is ten aanzien van de ganse afbeelding de toestemming vereist van alle geportretteerden of, gedurende tien jaren na hun overlijden, van hun nabestaanden.
Het laatste lid van het voorgaande artikel is van toepassing.
Artikel 2117 Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, de maker door of vanwege de geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door degene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zover een redelijk belang van de geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijn nabestaanden zich tegen de openbaarmaking verzet.

Artikel 22

In het belang van de openbare veiligheid alsmede ter opsporing van strafbare feiten mogen afbeeldingen van welke aard ook door of vanwege de justitie worden verveelvoudigd en openlijk tentoongesteld en verspreid.

Artikel 23-18

Tenzij anders is overeengekomen is de eigenaar van een teken-, schilder-, bouw- of beeldhouwwerk of van een werk van toegepaste kunst gerechtigd dat werk zonder toestemming van degene, wien het auteursrecht daarop toekomt, in het openbaar ten toon te stellen of, met het oogmerk het te verkopen, in een catalogus te verveelvoudigen.

Artikel 24

Tenzij anders is overeengekomen blijft de maker van enig schilderwerk, niettegenstaande de overdracht van zijn auteursrecht, bevoegd gelijke schilderwerken te vervaardigen.

Artikel 25-19

De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende persoonlijkheidsrechten:
a. het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan de zijne, alsmede tegen het aanbrengen van enige wijziging in de benaming van het werk of in de aanduiding van de maker, voor zover deze op of in het werk voorkomen, dan wel in verband daarmede zijn openbaar gemaakt;
b. het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;
c. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
De onder a, b en c genoemde rechten komen na het overlijden van de maker tot aan het vervallen van het auteursrecht toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene, en bij gebreke van dien aan zijn nabestaanden.
Van de rechten onder a en b genoemd kan afstand worden gedaan voor zover het wijzigingen in het werk of in de benaming daarvan betreft.
Heeft de maker van het werk het auteursrecht overgedragen dan blijft hij bevoegd in het werk zodanige wijzigingen aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw vrijstaan. De door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene, en bij gebreke van dien zijn nabestaanden hebben deze bevoegdheid slechts zolang het auteursrecht voortduurt en vaststaat, dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
Artikel 25bis20
In deze paragraaf worden onder nabestaanden verstaan de ouders, de echtgenoot en de kinderen. De aan de nabestaanden toekomende bevoegdheden kunnen zelfstandig door ieder van hen worden uitgeoefend. Bij verschil van mening kan de rechter een voor hen bindende beslissing geven.
HOOFDSTUK II
DE HANDHAVING VAN HET AUTEURSRECHT EN BEPALINGEN
VAN STRAFRECHT

Artikel 26-21

Indien aan twee of meer personen een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk toekomt, kan, tenzij anders is overeengekomen, de handhaving van dit recht door ieder hunner geschieden.

Artikel 27-22

Niettegenstaande de gehele of gedeeltelijke overdracht van zijn auteursrecht blijft de maker bevoegd een rechtsvordering ter verkrijging van schadevergoeding in te stellen tegen degene, die inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt.
De in het eerste lid bedoelde rechtsvordering ter verkrijging van schadevergoeding wegens inbreuk op het auteursrecht komt na het overlijden van de maker toe aan zijn erfgenamen of legatarissen tot aan het vervallen van het auteursrecht.

Artikel 28

Het auteursrecht geeft de bevoegdheid voorwerpen, in strijd met dat recht openbaar gemaakt, zomede niet geoorloofde verveelvoudigingen, in beslag te nemen op de wijze en met inachtneming van de bepalingen, voorgeschreven voor het beslag tot revindicatie van roerende goederen, en hetzij dezelfde als zijn eigendom op te vorderen, hetzij de vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te eisen. Gelijke bevoegdheid tot inbeslagneming en opvordering bestaat ten aanzien van het bedrag der toegangsgelden, betaald voor het bijwonen van een voordracht, een op- of uitvoering of een tentoonstelling of voorstelling, waardoor inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.
Indien afgifte wordt gevorderd van de zaken, in het eerste lid bedoeld, zal de rechter kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde, door de eiser te betalen vergoeding.
De beide voorgaande leden van dit artikel zijn uitsluitend van toepassing ten aanzien van roerende zaken en van de zaken die door bestemming onder onroerende zaken begrepen worden.
Ten aanzien van andere onroerende zaken dan de in het voorgaand lid bedoelde,
waardoor inbreuk op auteursrecht wordt gemaakt, kan de rechter op de vordering van de gerechtigde gelasten, dat de gedaagde daaraan zodanige wijzigingen zal aanbrengen, dat de inbreuk op het auteursrecht wordt opgeheven, met veroordeling van de gedaagde tot een bepaalde som geld als schadevergoeding in geval binnen een bepaalde tijd niet aan 's rechters bevel is voldaan.
Alles onverminderd de strafvervolging wegens inbreuk op het auteursrecht en de burgerlijke rechtsvordering ter bekoming van schadevergoeding.

Artikel 29

Het recht, bij het eerste lid van het voorgaand artikel vermeld, kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van voorwerpen, onder personen berustende, die niet in soortgelijke voorwerpen handel drijven en die voorwerpen uitsluitend tot eigen gebruik hebben verkregen tenzij door hen zelf inbreuk op het desbetreffend auteursrecht is gepleegd.
De vordering, bedoeld bij het vierde lid van het voorgaand artikel, kan slechts worden ingesteld tegen de eigenaar of bezitter van het onroerend goed, die schuld heeft aan de inbreuk op het desbetreffend auteursrecht.

Artikel 30

Indien iemand zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt gelden ten aanzien van het recht van de geportretteerde dezelfde bepalingen als in artikelen 28 en 29 met betrekking tot het auteursrecht zijn gesteld.

Artikel 30bis-23

Voor het als bedrijf verlenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht, al of niet met het oogmerk om winst te maken, is de toestemming vereist van de Minister van Justitie en Politie.
Onder het verlenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht wordt verstaan het al of niet op eigen naam, ten behoeve van de makers van muziekwerken of hun rechtverkrijgenden, sluiten of ten uitvoer leggen van overeenkomsten betreffende de uitvoering in het openbaar of radiouitzending, door tekens, geluid of beelden van die werken, of hun verveelvoudigingen, in hun geheel of gedeeltelijk.
Met de uitvoering of radiouitzending van muziekwerken wordt gelijkgesteld de uitvoering of radiouitzending van dramatisch-muzikale werken, choregrafische werken en pantomimes en hun verveelvoudigingen, indien deze ten gehore worden gebracht zonder te worden vertoond.
Overeenkomsten als bedoeld bij het tweede lid, welke worden aangegaan zonder dat de ingevolge het eerste lid vereiste toestemming is verkregen, zijn nietig.
Bij besluit van de President worden verdere voorschriften gegeven, welke mede betreffen uitoefening van toezicht op degene die de vereiste toestemming heeft verkregen. De kosten van dit toezicht kunnen te diens laste worden gebracht.

Artikel 31-24
Hij die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteursrecht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig duizend gulden.

Artikel 32-25

Hij die een werk, waardoor hij weet dat inbreuk gemaakt wordt op eens anders auteursrecht, verspreidt of openlijk te koop stelt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien duizend gulden.

Artikel 33-26

De feiten strafbaar gesteld in de artikelen 31 en 32 worden beschouwd als misdrijven.

Artikel 34-27

Hij die opzettelijk in enig werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarop auteursrecht bestaat, in de benaming daarvan of in de aanduiding van de maker wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt of wel met betrekking tot een zodanig werk op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, het werk aantast, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig duizend gulden.
Het feit wordt beschouwd als een misdrijf.

Artikel 35-28

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden wordt gestraft:
1°. hij die op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valselijk enige naam of enig teken plaatst, of de echte naam of het echte teken vervalst, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken, dat dat werk zou zijn van de hand van degene, wiens naam of teken hij daarop of daarin aanbracht;
2°. hij die opzettelijk een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid, waarop of waarin valselijk enige naam of enig teken is geplaatst, of de echte naam of het echte teken is vervalst, verkoopt, te koop aan biedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, als ware dat werk van de hand van degene, wiens naam of teken daarop of daarin valselijk is aangebracht.

Artikel 36-29

Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret in het openbaar ten toon stelt of op andere wijze openbaar maakt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 36bis-30

Hij die, zonder dat de vereiste toestemming van de Minister van Justitie en Politie is verkregen, handelingen verricht, die behoren tot een bedrijf als bedoeld bij artikel 30bis, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.
Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 37

De door de strafrechter verbeurd verklaarde verveelvoudigingen worden vernietigd; echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan degene, wien het auteursrecht toekomt, zullen worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen een maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Door de afgifte gaat de eigendom van de verveelvoudigingen op de rechthebbende over. De rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde, door de rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van de Staat.

HOOFDSTUK III

DE DUUR VAN HET A UTEURSRECHT

Artikel 38-31

Het auteursrecht vervalt door verloop van 50 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op het sterfjaar van de maker, behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen van dit hoofdstuk.
De duur van een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk, aan twee of meer personen als gezamenlijke makers daarvan toekomende, wordt berekend van de 1e januari van het jaar, volgende op het sterfjaar van de langstlevende hunner.

Artikel 39-32

Het auteursrecht op een werk, ten aanzien waarvan de maker niet is aangeduid of niet op zodanige wijze dat zijn identiteit buiten twijfel staat, vervalt door verloop van 50 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op dat, waarin de eerste openbaarmaking van het werk door of vanwege de rechthebbende heeft plaats gehad.
Hetzelfde geldt ten aanzien van werken, waarvan een openbare instelling, een vereni-ging, stichting of vennootschap als maker wordt aangemerkt, alsmede ten aanzien van werken, die voor de eerste maal openbaar zijn gemaakt na het overlijden van de maker.
Indien de maker vóór het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn zijn identiteit openbaart, zal de duur van het auteursrecht op dat werk worden berekend naar de bepalingen van artikel 38.

Artikel 40-33

Vervallen.

Artikel 41-34

Vervallen.

Artikel 42-35

Voor de toepassing van artikel 39 worden werken, bij afleveringen of in vervolgen verschenen, geacht eerst bij verschijning van de laatste aflevering of van het laatste vervolg te zijn openbaar gemaakt.
Ten aanzien van werken, samengesteld uit twee of meer delen, nummers of bladen, op verschillende tijdstippen in druk verschenen, zomede ten aanzien van verslagen en berichten uitgegeven door genootschappen of door particulieren, wordt ieder deel, nummer, blad of verslag en bericht, als een afzonderlijk werk aangemerkt.

Artikel 43

In afwijking voor zover van de bepalingen van dit hoofdstuk kan in Suriname generlei beroep worden gedaan op auteursrecht, waarvan de duur in het land van oorsprong van het werk reeds verstreken is.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 44

Bij het in werking treden van deze wet vervalt het Koninklijk besluit van 11 Mei 1883 No. 39 (G.B. No. 11), houdende regeling van het auteursrecht in Suriname.
Echter blijft artikel 11 van dit besluit van kracht ten aanzien van werken en vertalingen, vóór bedoeld tijdstip ingezonden.

Artikel 45-36

Deze wet is van toepassing op alle werken van letterkunde, wetenschap of kunst, welke hetzij vóór, hetzij na haar inwerking treden door of vanwege de maker voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, zijn uitgegeven in Suriname, alsmede op alle zodanige niet of niet aldus uitgegeven werken, welker makers zijn Nederlanders, dan wel ingezetenen van Suriname.
Een werk is uitgegeven in de zin van dit artikel, wanneer het in druk is verschenen, of in het algemeen wanneer exemplaren daarvan, van welke aard ook, mits in voldoende hoeveelheid, ter beschikking van het publiek zijn gesteld.
De opvoering van een toneelwerk of muziek-dramatisch werk, de uitvoering van een muziekwerk, de vertoning van een cinematografisch werk, de voordracht of radio-uitzending van een werk en de tentoonstelling van een kunstwerk worden niet als een uitgave aangemerkt.
Ten aanzien van bouwwerken en van werken van beeldende kunst die daarmede één geheel vormen, wordt het bouwen van het bouwwerk of het aanbrengen van het werk van beeldende kunst als uitgave aangemerkt.

Artikel 46

Deze wet erkent geen auteursrecht op werken, waarop het auteursrecht op het tijdstip van inwerkingtreden krachtens een der artikelen 13 of 14 van het Koninklijk Besluit van 11 Mei 1883 No. 39 (G.B. No. 11), houdende regeling van het auteursrecht in Suriname was vervallen.

Artikel 47

Het auteursrecht, verkregen krachtens het Koninklijk besluit van 11 Mei 1883 No. 39 (G.B. No. 11), houdende regeling van het auteursrecht Suriname, blijft na het inwerkingtreden van deze wet gehandhaafd.

Artikel 48-37

Vervallen.

Artikel 49-38

Alle akten en geschriften betreffende de gehele of gedeeltelijke overdracht van auteursrecht of betreffende de vergunning tot uitoefening van enige tot het auteursrecht behorende bevoegdheid, die door de gerechtigde en de verkrijger of hun wettelijke vertegenwoordigers te zamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, worden opgemaakt, zijn vrij van zegel.

Artikel 50

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Wet auteursrecht 1913".

Artikel 51

Deze wet treedt in werking op de dag van haar afkondiging.

1 Vervallen bij S.B. 1981 no. 23.
2 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
3 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
9 Ingev. bij G.B. 1959 no. 76.
12 Ingev. bij G.B. 1959 no. 76.
13 Ingev. bij G.B. 1946 no. 2; Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
14 Ingev. bij G.B. 1959 no. 76.
15 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
16 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
17 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
18 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
19 Gew. bij G.B. 1946 no. 2, G.B. 1959 no. 76.
20 Ingev. bij G.B. 1959 no. 76.
21 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
22 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
23 Ingev. bij G.B. 1946 no. 2; Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
24 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
25 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
26 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
27 Gew. bij G.B. 1959 no. 76, S.B. 1980 no. 116.
28 Gew. bij G.B. 1946 no. 77, G.B. 1959 no. 76, S.B. 1980 no. 116.
29 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
30 Ingev. bij G.B. 1946 no. 2; Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
31 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
32 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
33 Vervallen bij G.B. 1946 no. 2.
34 Vervallen bij G.B. 1959 no. 76. 35 Gew. bij G.B. 1946 no. 2, G.B. 1959 no. 76. 36 Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
37 Vervallen bij G.B. 1959 no. 76. 38 Gew. bij S.B. 1981 no. 23.